FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181  
182   183   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   >>   >|  
aren blik van teederheid aan. Ten minste zoo dacht Dakerlia; het scheen haar zelfs dat zijne lippen eene beweging deden, als poogde hij haar toe te lachen. Alhoewel Dakerlia vast besloten had het bevel der geneesheeren te gehoorzamen, kon zij de uitzinnige blijdschap, die haar bij het gezicht dezer onverhoopte verrijzing kwam treffen, niet wederstaan. Onder hare ontsteltenis bezwijkende, boog zij zich over haren vader, zoende hem de wangen, stortte eenige heete tranen op zijn voorhoofd en murmelde aan zijn oor: "Vader lief, vader lief, heb moed: gij zult genezen!" Maar de heelmeester en de geneesheer grepen haar bij de armen en trokken haar, hoe zij ook stilzwijgend worstelde, met vereende kracht tot in de gang. "Ongelukkige jonkvrouw", sprak de oude geneesheer verwijtend, "zoo zoudt gij in eens uwen armen vader kunnen dooden! Zijn bloed mag niet aangejaagd worden; het moet traag en rustig in de aderen rondvloeien, anders zou het zijne wonde openen of ontsteken." "Ach, laat mij tot hem wederkeeren!" zuchtte Dakerlia met saamgevoegde handen. "Neen, neen, gij moet in eene andere kamer gaan, achter in het gebouw, verre van den zieke", zeide de geneesheer op strengen toon. Maar Dakerlia, die bij dit bevel als bij een doodvonnis verschrikte, liet zich geknield voor de voeten van den geneesheer vallen, hief de armen tot hem op en riep: "O, wees medelijdend met mijne smart! Vergiffenis! vergiffenis! Verwijder mij niet van mijnen vader! Ik wil hem bewaken, hem verplegen, nacht en dag. Ik zal zwijgen als eene stomme, mij stilhouden als eene slapende, geenen zucht over mijne lippen laten stijgen. Zie, ik kruip voor uw aanschijn, ik zaai mijne tranen voor uwe voeten!" "Om Gods wil, laat zulke ijselijke smart u vermurwen, heer!" smeekte Robrecht, die achter Dakerlia uit de kamer was gegaan. "Verstoot toch hare bede niet!" Door deernis getroffen, hief de geneesheer de maagd van den grond en sprak: "Welaan, jonkvrouw, beproeven wij het nog eens! Maar weet wel dat, indien gij nog, al ware het slechts door een teeken, in gevaar komt van uwen zieken vader te ontroeren, ik u onverbiddelijk uit zijne kamer zal verwijderen, al moest men daartoe geweld gebruiken. Ik ben verantwoordelijk en ik zal mijnen plicht vervullen." Dakerlia ging op de punten harer voeten binnen; zij sloeg nog eenen blik op haren vader, wiens oogen weder gesloten waren ... Dan vatte zij Robrecht de hand, leidde hem tot in het diepe der ka
PREV.   NEXT  
|<   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181  
182   183   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   >>   >|  



Top keywords:

Dakerlia

 
geneesheer
 

voeten

 

tranen

 

achter

 

mijnen

 

Robrecht

 

jonkvrouw

 
lippen
 
aanschijn

ijselijke

 

vermurwen

 
teederheid
 

Verstoot

 

gegaan

 
smeekte
 

bewaken

 

verplegen

 

scheen

 
medelijdend

Vergiffenis

 

vergiffenis

 
Verwijder
 

zwijgen

 

stijgen

 

deernis

 

minste

 

geenen

 
stomme
 
stilhouden

slapende

 

punten

 

binnen

 

vervullen

 

gebruiken

 

verantwoordelijk

 

plicht

 

leidde

 

gesloten

 

geweld


daartoe

 

indien

 

Welaan

 
beproeven
 

slechts

 

onverbiddelijk

 
verwijderen
 
ontroeren
 

zieken

 

teeken