FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176  
177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   >>   >|  
hun maliehemd opene wonden ontvangen, want het bloed droop Segher Wulf op den halsberg, en bloed vloeide mher Jakob van de vingeren zijner ijzeren handschoen. En evenwel gingen zij voort met immer even woedend te kampen; men hoorde ze schelden en elkander hoonen, men hoorde ze juichen en vermaledijden.... Er kwam echter een oogenblik dat de adem hun ontbrak en de borst hun gloeide, als wierde zij door een vlammend vuur verteerd. "Rust! een weinig rust!" morde Jakob de Leeuw. "Ja, rust, een oogenblik", antwoordde mher Wulf. En de kampers, bij gemeene overeenkomst, traden eenige stappen terug en bleven, met opgeheven zwaard en tot onmiddellijke verdediging gereed, daar staan hijgen, zoo geweldig en zoo snel dat men de borstplaat van hun harnas als de tafel van een blaasbalg zag op- en neergaan. Dit lang en wreed gevecht had de menigte met ontzag en bewondering getroffen. Er heerschte een diepe stilte; want elkeen gevoelde dat het einde dezer bloedige worsteilng naderde en het lot der wapenen over het leven van een der heldhaftige strijders ging beslissen? De onzekerheid, de twijfel deed het hart der toeschouwers angstig kloppen; de meesten nog wenschten de zege toe aan den behendigen ridder die, ondanks zijne mindere gestalte, tot dan met ongeloofelijke kunde en sterkmoedigheid weerstand had kunnen bieden aan zijnen reusachtigen tegenkamper. "Het moet eindigen tusschen ons, vermaledijde Blauwvoet!" riep Jakob de Leeuw zijnen vijand toe. "Welnu, dat het eindige, valsche Isegrim! Geene schilden meer!" antwoordde hem Segher Wulf. "Het zij zoo, geene schilden meer; elke slag bijte in het vleesch!" kreet de Leeuw, terwijl hij, door mher Wulf hierin nagevolgd, zijnen beukelaar verre in den krijt wegsmeet. "Zijt gij bereid, Blauwvoet?" "Ik heb dorst naar uw bloed, Isegrim! Achteruit, tot bij de krijtkoorde!" "Welaan!" [Illustratie: "Mijn vader, mijn arme vader!" kreet zij. (Bladz. 196)] Zij weken elk tot bij den tegenovergestelden kant van het perk, hieven hun zwaard op, mikten op hunnen vijand met vlammende oogen, berekenden hunnen slag en riepen: "Totterdood!" "Totterdood!" En zij stormden razend en huilend op elkander los. De zwaarden bliksemden door de lucht en vielen neder met zulke ontzettende kracht, dat de dubbele slag, hol en scherp tevens, tegen de omstaande gebouwen hergalmde. Een schreeuw van angst, een gehuil van afgrijzen doorliep de menigte. Daar lagen de beide kampers
PREV.   NEXT  
|<   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176  
177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   >>   >|  



Top keywords:

zijnen

 

zwaard

 

kampers

 

antwoordde

 

oogenblik

 

Blauwvoet

 

hunnen

 

Totterdood

 

schilden

 

vijand


Isegrim

 

menigte

 

Segher

 

hoorde

 

elkander

 

nagevolgd

 

beukelaar

 

hierin

 
vleesch
 

ontvangen


terwijl

 
Achteruit
 

krijtkoorde

 

Welaan

 

Illustratie

 

bereid

 

wegsmeet

 

tusschen

 

vermaledijde

 
zijner

eindigen
 

handschoen

 

reusachtigen

 

tegenkamper

 
ijzeren
 
vingeren
 
halsberg
 

eindige

 
valsche
 

vloeide


dubbele

 

scherp

 

tevens

 

kracht

 

ontzettende

 

vielen

 

omstaande

 

gebouwen

 

doorliep

 

afgrijzen