iet gansch, inderdaad", antwoordde Robrecht. "Wat beslist is eerbiedig
ik evenwel en onderwerp er mij aan."
"En gij zult den nieuwen graaf verkleefd zijn en gehoorzamen?"
"Zeker, hij is der Kerlen vorst."
"En gij zult zijne bevelen volbrengen zonder onwil?"
"Blindelings. Het is mijn plicht. De uitspraak van den Hoop aanvaard ik
als eene onverbrekelijke wet."
"Alzoo, wij mogen u in het Wolvennest verwachten met de mannen van
Houthem?"
"En met de mannen van Ravenschoot en nog anderen: te zamen meer dan
vijfhonderd man."
"Gij zijt een eerlijk en edelmoedig ridder", zeide Burchard, hem de hand
reikende. "Ik zal u in de gunst van onzen graaf bevelen. Nu vaarwel!"
"Gij ziet wel dat gij u over Robrecht misgrijpt", murmelde hij aan het
oor van Disdir Vos, die deze samenspraak had afgeluisterd "Hij is bereid
om mher Van Loo in alles zelfs blindelings te gehoorzamen."
Disdir Vos schudde zwijgend het hoofd.
Na eenen handdruk met hem te hebben gewisseld, verliet Burchard de zaal
en haastte zich, in eene herberg aan het uiteinde der stad, Willem Van
Loo te gaan vervoegen.
Deze zat reeds te paard met vier andere ruiters, die hem als lijfwacht
hadden vergezeld. Een der ruiters hield een los paard voor Burchard Knap
gereed.
Zoohaast deze laatste opgestegen was, reed het gezelschap de stadspoort
uit en vervorderde zijnen weg op eenen goeden draf, totdat men Bulscamp
voorbij was en Wulveringhem ging naderen.
Dan vertraagde Willem den gang van zijn paard en gaf den wapenlieden
bevel om op eenigen afstand achteruit te blijven.
Hij begon in vol vertrouwen met Burchard te kouten over zijne kiezing
door den Hoop, over den oorlog en over zijne uitzichten voor de
toekomst. Dat de koning van Frankrijk zich met de zaak zou willen
bemoeien en zich in dit geval tegen de Kerels zou verklaren, dit moest
men als mogelijk aanzien; maar Willem Van Loo zou onmiddellijk boden
uitzenden om de hulp des konings van Engeland te verzoeken, en men mocht
verhopen dat er zoohaast mogelijk eene Engelsche vloot in het Swin zou
verschijnen om de Kerels te ondersteunen. De twijfel aangaande de vraag,
welk gedrag de koning van Frankrijk in dezen strijd voor de kroon van
Vlaanderen zou houden, bekommerde mher Willem evenwel zeer. Het Fransche
leger was toch zoo dicht bij de grenzen van Kerlingaland! En
daarenboven, Karel van Denemarken was door vleierij en door slaafsche
onderwerping den koning niet alleen een knecht, maar tevens een
lie
|