geweldig. Toch
deden de wakkere gasten al wat zij konden om het schip te behouden
en eindelijk zagen ze hunne onvermoeide pogingen met een gewenschten
uitslag bekroond!--Wat zag de Bare er uit! Men kon zien, dat ze in het
gevecht geweest was, en dat onze kapitein het woord aan den Ammiraal
gegeven, wakker gehouden had. Ook de Griffioen had zijn aandeel in
het gevecht gehad, doch was niet zoo gehavend als wij. Langzamerhand
verminderde echter het geschutgedonder en zoo goed en zoo kwaad dit
kon, trachtten wij ons met de overige schepen te vereenigen.--
Daar zag ik de Aeoelus en: "Marten, schipper, kapitein!" riep ik en
liep ondertusschen van 't voor naar 't achterschip waar deze drie
personen zich bevonden.--
"Wat is het, dolleman? Wat is het?" vroeg Hein.
"Kijkt dan toch!" riep ik. "De Ammiraals-vlag is te halver steng!"--
Het blozende gelaat van Piet Hein werd bleek toen hij dat zag en de
kapitein riep: "Kinderkens, onze Ammiraal is gesneuveld!"
"Onze Ammiraal is gesneuveld," in een oogenblik was het op de geheele
Bare bekend en iedereen sloeg de schrik om het hart.
o, Als we nu nog hadden moeten vechten, dan....
"Kapitein Pieter Willemsz. Verhoef had dat niet moeten doen! Ei ziet,
hoe 't ons allen den moed ontneemt nu het gevecht is afgeloopen
en wij de overwinning behaald hebben! Zoo hij 't niet gedaan had,
dan zouden we de Spaansche vloot misschien wel geheel en al vernield
hebben!" zeide de oude Tromp.
"Met uw verlof, kapitein," hernam ik, "toen 'k de Aeoelus naderen zag,
was hare vlag nog niet te halver steng! Ik heb haar zien neerhalen!"--
"Dan is onze brave Ammiraal ook pas gesneuveld!" sprak Hein. "Een
wakker man verloren!"--
"De overwinning is te duur gekocht!" bromde de kapitein en naar de
davids gaande beval hij de sloep neer te laten. [6]
Kort daarop roeiden wij weer naar het Ammiraalschip! Maar, o jongen,
welk eene verwoesting! De zee was bedekt met stukken hout, masten met
fladderend want, brandende vaartuigen, wrakken en honderden dingen
meer. Hier trachtte er nog een zwemmende het leven te redden en daar
verdween een ander voor altijd in de diepte.
Onze kapitein bleef er niet lang aan boord, en toen hij in de sloep
stapte om naar zijn eigen vaartuig terug te keeren, beefde hij van
aandoening.
Ho, wat al nieuwsgierige blikken omringden ons toen we weder op het dek
van de Bare stonden. Het was alsof ze allen begrepen, dat onze kapitein
iets te zeggen had, dat ons allen aanging
|