at om een groot verlies
te voorkomen; want Blake had de heele Hollandsche haringvloot genomen,
niettegenstaande de oorlogsschepen, die deze vloot moesten beschermen
zich dapper geweerd hadden. Maar, hij kon ze Blake weer afnemen! Ja,
dat kon hij ook, maar dan moest hij dien Blake toch vinden, en ziet,
dat gelukte hem eerst na lang heen en weer varen.
Het was aan den avond van den vijfden van Oogstmaand toen hij de
Engelsche vloot in het gezicht kreeg; maar in den nacht, die daarop
volgde werd hij door eene vreeselijken storm overvallen. Den anderen
morgen was zijne geheele vloot naar alle kanten verstrooid; ze had
ook ontzettend geleden en, Blake was er niet meer.
Er zat nu voor het oogenblik niets anders op dan met de ontredderde
schepen, wier aantal tot op de helft verminderd was, naar het vaderland
terug te keeren.
Nu was Leiden in nood en Holland in last.
Van zulk eene schoone vloot had men de grootste verwachting gehad,
en waarop kwam het uit? Op groote verliezen.
"'T is me een schoone vlootvoogd, die ons eenen oorlog op den hals
haalt en niets dan verliezen weet te bezorgen," zei de een.
"De man is over het paard getild en meent nu dat zijn uil al een
wonder mooie valk is!" sprak een tweede.
"Daar heb-je nu den moed van dien Tromp! Veel geschreeuw en weinig
wol! Omdat het geluk hem bij Duins gediend heeft, dachten alle
luiden, dat hij een onovertreffelijk, moedig en beleidvol Ammiraal
was!" schreeuwde een derde.
"Ze moesten dien kalen Briellenaar van zijn ambt ontzetten!" meende
een vierde.
"Ja, en hem alleen al de schade, die hij ons berokkend heeft en door
zijn onverstand nog berokkenen zal, doen vergoeden. Die kerel zal wel
al lang zijne schaapjes op het droge hebben!" liet een handelaar in
koloniale waren zich hooren.
De geest van het volk, dat gewoonlijk al heel gauw oordeelt, was
sterk tegen hem. En niet alleen het volk, neen, ook velen uit de
Staten-Generaal en uit de Admiraliteits-Collegien verhieven hunne
stem tegen hem, en brachten het zelfs zoo ver, dat de Admiraal ter
verantwoording geroepen werd.
Nu bleek het wel, dat hij onschuldig was, maar ... men kon het voor
een keer toch wel eens met een ander beproeven.
Maar wien zou men nemen?
De Ruyter? Ja, als dat kon! Maar De Ruyter was aan het hoofd van
een smaldeel op zee en had meer dan zijne handen vol tegen den
Engelschen Vice-Admiraal George Ayscue, dien hij reeds eenmaal
verslagen had! Anders, De Ruyter, ja ... maar wat
|