t de jonge stuurman.
"Daar ginder komt een Roorok, Jonge Kees!" zegt een der matrozen.
"Wel, dan gaan we niet weg! Die Koningsmoorder zou wel denken, dat
we aan den haal gingen!"--
Men gaat voort met visschen.--
De Engelsche vischschuit komt al nader en nader en er klinkt een
hevig gelach aan boord nu Jonge Kees zijne netten leeg ophaalt.
"Hij lacht ons uit!" zegt een matroos.
"Laat ze maar lachen! 'T is beter dat ze om ons lachen dan dat ze om
ons huilen!"--
Nu haalt de Engelschman zijne netten ook leeg op.
Een hevig gelach klinkt er thans van De vrouw Neeltje. Ieder zijne
beurt.
Maar dat kan de Engelschman niet dulden! Hij mag uitlachen wien hij
wil, maar niemand mag dat doen te zijnen koste. En in zijne boosheid
neemt hij een der steenen, die op zijn dek liggen, en smijt dien naar
den brutalen Vlielander.
"Leer om leer kan ik je niet geven!" roept Jonge Kees, "maar smijt
jij met steenen dan doe ik het met talhouten!"--
Zjst--daar vloog er al een.
Nu smeten al de Engelschen met steenen en al de Hollanders met
talhouten.--Het was een grappig gezicht, vooral omdat geen van allen
raak gooide.
Jonge Kees houdt op met smijten en roept: "Legt neer dat hout!"--
"Moeten we ons dan maar dood laten gooien?" vraagt er een.
"Wel neen," zegt Jonge Kees, "maar als je niet bang zijt, dan weet
ik wel wat!"
"Bang? ' Ik en weet niet wat bang is!"
"Mooi, dan gaan we dien Roorok enteren, en als we 't gedaan kunnen
krijgen, dan zullen we die luI aan hun eigen boord een pak rammel
geven!"--
"Dat 's goed! Dat doen we!" roepen ze allen en in een oogenblik ligt
De vrouw Neeltje tegen The Seal.
Vlug als katten springen de Hollanders met een talhout in de hand en
het kaakmes in den mond aan boord van den Engelschman, die, na bont
en blauw, geslagen te zijn, in zijn ruim vlucht.
"Spijkert het dicht, spijkert het dicht!" roept Jonge Kees en houdt,
onderwijl er een man naar boord terugkeert om hamer en spijkers te
halen, met vier man bij het luik de wacht.
De ander is spoedig terug, en daar gaat het,-- klop-klop-klop, de
eene spijker na den anderen wordt er flink ingedreven.--'T is of het
nooit meer open moet.
"En nu naar huis," zegt Jonge Kees.
Daar heerschte pret op Vlieland toen De vrouw Neeltje met zoo'n flinken
prijs aankwam, en er werd dadelijk besloten, dat Jonge Kees en zijne
matrozen het vaartuig naar Amsterdam mochten opbrengen.
De Admiraliteit van Amsterdam hoorde met wonder veel
|