Gods boden en Geesten,
gezonden ten dienst der menschen, erfgenamen der zaligheid, welker
natuur Gods Zoon, de Engelen voorbijgaande, in het bloed van Abraham
aanneemt. Bij gelegenheid van deze onschuld[19] achte ik niet ongerijmd
hier ter loop iet aan te roeren tot onschuld van tooneel en
tooneeldichteren, die Bijbelstof voorstellen, naardien ze bijwijlen
opspraak onderworpen zijn[20]; gelijk trouwens 's menschen
zinnelijkheid[21] verscheiden is, en d'ongelijke getemperdheid der
hersenen veroorzaakt, dat d'een trek tot een zelve zaak heeft, die den
anderen tegens het hart steekt. Alle eerlijke kunsten en oefeningen
hebben hare beijveraars en tegenwrijters, ook haar recht gebruik en
misbruik. De heilige treurspeldichters[22] hebben, onder de oude
Hebreen, tot hun voorbeeld den Poeet Ezechiel[23], die den uittocht
der twaalf Stammen uit Egypte in Grieksch nagelaten heeft; onder
d'eerwaardige Oudvaders hebben zij het groote licht uit den Oosten,
Gregorius Nazianzener[24], die zelf den gekruisten Verlosser in
Grieksche tooneelverzen uitbeeldde; gelijk wij nog van wijlen den
Koninklijken Gezant, Hugo de Groot[25], dat groote licht der geleerdheid
en vromigheid onzer eeuwe, Sint-Gregorius' spoor nastrevende, voor zijn
treurspel van den Gekruiste, in Latijn beschreven, en dien onverganklijken
en stichtigen arbeid, eer en dankbaarheid schuldig blijven. Onder
d'Engelsche Onroomschen heeft de geleerde pen van Richard Baker[26],
Lucifer en al den handel der oproerige Geesten ook vrij breed in 't
rijmeloos uitgestreken. Wel is waar, dat de Vaders der oude Kerke de
gekristende tooneelspeelders buiten de gemeenschap der Kerke keerden, en
het tooneelspel van dien tijd heftig bestreden; maar let men er wel op,
de tijd en de reden van dien was heel anders gelegen. De wereld lag toen
nog diep, op vele plaatsen, in Heidensche afgoderij verzonken. De grond
des Christendoms was nog onbestorven, en de tooneelspelen werden Cybele,
der gedroomde Goden moeder, een groote afgodinne, ter eere gespeeld, en
gehouden voor een verdienstig middel om hierdoor landplagen van den hals
des volks af te keeren. Sint-Augustijn getuigt, hoe de Heidensche
Aartspriester, een bedienaar van Numa's instellingen en afgodendienst,
te Rome, ter oorzake van een zware peste, de tooneelspelen eerst
instelde, en door zijn gezag bekrachtigde. Scaliger zelf bekent, dat ze,
om de gezondheid des volks te verwerven, door ingeven van de Sibille
ingesteld waren; in voegen, dat
|