drukking gaf, erwten te doppen. Een korte stilte heerste, even
gestoord door het geluid van de ouderwetse Vlaamse klok, die, door
het driemaal herhaald geroep: 'Koekoek! koekoek! koekoek!' het
geslagen halfuur aanduidde.
Massijn zette zich neer, keek naar de naief-geschilderde
uurwerkplaat, waarop een moordenaar afgebeeld stond, die met de
linkerhand een gevallen reiziger bij de keel, en, in zijn rechter,
een opgeheven dolk hield, dronk even van zijn bier, zette het
glas naast zich op een tafeltje, floot stil een deuntje. Eulalies
koel onthaal maakte hem wrevelig, en in zijn binnenste voelde hij
weer, met een vlijmende prikkel van toorn, de herinnering aan de
hoon stijgen, die hem 's middags in het dorp te beurt gevallen was.
Doch hij wilde er niets van laten blijken, hij zou er zich ditmaal
met moedwil boven stellen; en, na een nieuw stilzwijgen, veinzend
noch de spottende blikken van het viertal dorpelingen, noch de
mokkende misnoegdheid op Eulalies aangezicht te bemerken:
--Eh ...ehwel, Eulalie, sprak hij gemaakt-luchtig, terwijl hij zich
als in verrukking ruw de handen wreef--hebt ge mij va...andaag
gezien met mijn twee zwa...a...arte prinsen'
Zij antwoordde niet dadelijk. Zij bleef een poosje stil voortbreien,
met diep gebogen hoofd sneller haar naalden bewegend, alsof zij al
haar aandacht aan die arbeid wijdde. En eerst toen zij haar steken
opgeraapt, en de naalden hoger onder haar oksels getrokken had,
vestigde zij een koele blik op hem en sprak, bijna toonloos, als in
diepe onverschilligheid:
--O, bah ja ik,... 't was schuene, zilde.
En gedwongen glimlach kwam even over Massijns lichttrillende lippen.
Hij schoof zijn stoel een weinig nader bij de hare en, strijdlustig,
met iets wreveligs in de uitdrukking van zijn, op haar wrikkelende
naalden gevestigde, ogen:
--Is 't nie...iet schoon, 't is misschien to...och wel interessant,
hernam hij.--'t Is in elk ge ...eval to...och interessanter
da...an hetgeen men hier da...agelijks in deze sto...omme gemeente
te... te zien krijgt.
De drinkers maakten een beweging op hun stoelen of zij het praatje
heel aardig begonnen te vinden en Eulalies wangen kregen een
sterkere kleur, terwijl de naalden al vlugger en vlugger tussen haar
bedreven vingers heen en weer wrikkelden. Opnieuw heerste een
ogenblik volkomen stilte gedurende welke men niets meer hoorde dan
het langzaam tiktak van de klok en het eentonig geflap der gedopte
erwten, die bazin Vleurick in een aar
|