FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   373   374   375   376   377   378   379   380   381   382   383   384   385   386   387   388   389   390   391   392   393   394   395   396   397  
398   399   400   401   402   403   404   405   406   407   408   409   410   411   412   413   414   415   416   417   418   419   420   421   422   >>   >|  
r zijde en sprak: --Lamme, die groote kalmte van Amsterdam verontrust mij. Zij voeren iets in hun schild. --Ik dacht er aan, zeide Lamme. Het water vervriest in de kruiken in de schapraai; de kiekens zijn hard als hout; de worsten gansch berijmd; de boter is als steen, de olie geklonterd, het zout droog als zand in de zonne. --Vorst is op handen, zeide Uilenspiegel. Zij zullen, in grooten getale, ons komen beschieten met donderbussen. Hij begaf zich naar het admiraalschip en zei daar wat hij vreesde; de vlootvoogd antwoordde: --De wind blaast uit Engeland: we krijgen sneeuw, maar geen vorst: keer terug naar uw schip. En Uilenspiegel ging henen. 's Nachts woedde een hevige sneeuwstorm; maar weldra blies de wind uit Noorwegen, de zee vroor toe, zij was effen als een vloer. De admiraal zag dit schouwspel. In de vrees, dat die van Amsterdam de schepen in brand zouden steken, beval hij den soldaten hunne schaatsen in gereedheid te houden, voor het geval dat zij buiten en rondom de schepen moesten vechten, en den kanonniers de kogels bij hoopen naast de affuiten te leggen, de stukken te laden en de lonten gedurig in brand te houden. Maar die van Amsterdam kwamen niet. En aldus zeven dagen lang. Tegen den avond van den zevenden dag beval Uilenspiegel, dat een goed festijn gegeven werd aan de matrozen en soldaten, om hen te wapenen tegen den scherpen wind, die woei uit het Noorden. Maar Lamme zeide: --Er blijft ons niets meer over dan beschuit en kort bier. --Vive le Geus! zeiden zij. Dit zal ons een vastenfestijn zijn, in afwachting van het uur van 't gevecht. --Dat nog zoo gauw niet zal slaan, zeide Lamme. Die van Amsterdam zullen komen om onze schepen te verbranden, maar dezen nacht nog niet. Eerst zullen ze te hoop moeten komen rondom het vuur, en daar menigen beker warmen wijn ledigen,--God verleene er u,--vervolgens, als zij tot middernacht zullen beraadslaagd hebben met kalmte, verstand en geduld, zullen zij beslissen morgen te besluiten of zij, al dan niet, ons de toekomende week zouden aanvallen. Morgen zullen zij, opnieuw onder het drinken van warmen wijn,--God verleene er u,--opnieuw met kalmte, geduld en volle kannen beslissen dat zij een anderen dag zullen vergaderen, ten einde uit te maken of het ijs, al dan niet, een groote menigte kan dragen. En zij zullen het ijs doen onderzoeken door deskundigen, dewelke hunne besluiten op perkament zullen neerschrijven. Als zij die ontvange
PREV.   NEXT  
|<   373   374   375   376   377   378   379   380   381   382   383   384   385   386   387   388   389   390   391   392   393   394   395   396   397  
398   399   400   401   402   403   404   405   406   407   408   409   410   411   412   413   414   415   416   417   418   419   420   421   422   >>   >|  



Top keywords:

zullen

 

Amsterdam

 

kalmte

 
Uilenspiegel
 

schepen

 

verleene

 

zouden

 

geduld

 

rondom

 
soldaten

houden

 
warmen
 
beslissen
 

opnieuw

 
groote
 

besluiten

 

blijft

 

deskundigen

 
dragen
 
onderzoeken

menigte

 
beschuit
 

zevenden

 

neerschrijven

 
festijn
 

ontvange

 

gegeven

 
perkament
 

zeiden

 

Noorden


scherpen

 

matrozen

 

wapenen

 

dewelke

 

afwachting

 

drinken

 

ledigen

 

menigen

 

kannen

 

Morgen


aanvallen

 

beraadslaagd

 
hebben
 

verstand

 

morgen

 

middernacht

 

toekomende

 
vervolgens
 

moeten

 

gevecht