FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174  
175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   >>   >|  
en meer, en een regen van ijsscherven viel rondom hem. En de beren gromden jammerlijk en de zeehonden huilden in de doode wateren. De muur stortte in, de zonne werd zichtbaar; een schoone, jonge man met een gouden akst in de hand, daalde neder. Die man was Lucifer, koning Lente. Als de reus hem bemerkte, wierp hij zijn beker traan weg en smeekte hem niet te dooden. En bij den zoelen adem van koning Lente, verloor de reus Winter al zijne kracht. Toen nam de koning een diamanten keten, en hij bond er den reus mee vast aan de pool. Dan riep hij, doch teeder en liefdevol. En uit den hemel daalde een schoone, blonde vrouw. Zij zette zich nevens den koning en zeide tot hem: --Sterke man, gij zijt mijn overwinnaar. Hij antwoordde: --Hebt gij honger, eet; hebt gij dorst, drink; zijt gij bang, kom bij mij: ik ben uw man. --Ik heb honger en dorst alleen naar u, zegde zij. De koning riep nog zeven reizen met verschrikkelijke stemme. En er was een groot gedruisch van donders en bliksemen, en achter hen verrees een gehemelte van zonnen en sterren. En beiden zetten zich op den troon. Toen weerklonk een geroep des konings en der vrouwe; hun edel gelaat verroerde niet, en hun gebaar was niet strijdig met hunne kracht en waardigheid. Op die kreten ontstond een golvende beweging in den grond, in den harden steen, in de ijsschotsen. En Nele en Uilenspiegel hoorden een gerucht lijk dat, welk reusachtige vogelen zouden maken, die de schaal van ontzaglijke eieren wilden doorpikken. En, in die rijzing en daling van den grond, gelijk de baren der zee, waren vormen als van een ei. Eensklaps rezen allerwegen boomen op, wier dorre takken zich strengelden, wier stammen wankelden lijk dronken mannen. Dan scheidden zij, een groote ruimte tusschen zich latend. Aardgeesten stegen uit den geschokten grond; uit het diepst van het woud kwamen de boschgeesten, uit de naburige zee de watergeesten. Uilenspiegel en Nele zagen daar de ruige, gebochelde, grijnzende en mismaakte dwergen, die de schatten bewaren; de vorsten der gesteenten; de boschmannen, die leven als boomen en, in stee van mond en maag, onderaan 't gezicht vezelige wortels dragen, om aldus hun voedsel uit de aarde te zuigen; de bergvorsten, die niet kunnen spreken, hert noch ingewand hebben, zich bewegen als ledepoppen in schittergewaad. Daar waren dwergen van vleesch en beenderen, met hagedissteerten en kikvorschkoppen, met eene lanteern op het hoofd, die
PREV.   NEXT  
|<   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174  
175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   >>   >|  



Top keywords:

koning

 

boomen

 

kracht

 

Uilenspiegel

 
schoone
 

dwergen

 

honger

 
daalde
 

mannen

 
dronken

wankelden

 
stammen
 

Eensklaps

 

takken

 
strengelden
 

allerwegen

 

scheidden

 

ontzaglijke

 

hoorden

 

ijsschotsen


gerucht

 

harden

 

kreten

 
ontstond
 

golvende

 

beweging

 
reusachtige
 

vogelen

 

rijzing

 

doorpikken


daling

 

gelijk

 

wilden

 

eieren

 
zouden
 

schaal

 
groote
 

vormen

 

naburige

 
zuigen

bergvorsten

 

kunnen

 
spreken
 

voedsel

 
vezelige
 

gezicht

 
wortels
 
dragen
 

ingewand

 
kikvorschkoppen