FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194  
195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   213   214   215   216   217   218   219   >>   >|  
t brandt! 't brandt!" En met den vinger wees hij naar 't huis van Pietersen. De menigte schoolde samen, zag den rooden gloed en den dikken rook, en riep lijk Uilenspiegel: 't brandt! 't brandt! De waker der Katelijnekerk blies op zijne trompet, terwijl de koster uit al zijne macht de wacharmklok luidde. En de knapen en meidekens kwamen, zingend en fluitend, met hoopen toegesneld. Daar de klok altoos luidde en de trompet altoos schalde, toog de oude Sapermillemente er eindelijk ook henen. Uilenspiegel hield ze van verre in 't oog. Toen zij weg was, ging hij binnen. --Gij, hier! sprak het meideken, brandt het dan niet? --Neen, neen, antwoordde Uilenspiegel. --Maar die klok, die zoo jammerlijk klept? --Zij weet niet wat zij doet, antwoordde Uilenspiegel. --En de trompet, en dat volk dat zoo loopt? --Ons Heer moet zijn getal hebben. --Waar brandt het dan toch? vroeg zij. --In mijn hert, antwoordde Uilenspiegel. En hij vloog naar heuren mond. --Gij bijt mij, sprak zij. --Ik eet geerne kersen, zegde hij. Droef glimlachend keek zij hem aan. En schreiend sprak zij tot hem: --Zet geen voet meer hier in huis. Gij zijt een geus, een vijand des Pausen, zet hier geen voet meer. --Uwe moeder? sprak hij. --Ja, zegde zij blozend. Weet gij waar ze nu is? Daar waar het brandt, om te luisteren wat er gezegd wordt. En fluks gaat zij bij den Rooden Hond, hem alles overdragen en het beulswerk voorbereiden. Vlucht, Uilenspiegel, ik red u, vlucht. Nog een kus, doch kom nooit meer terug; nog een, gij zijt schoon, maar vertrek! --Braaf meideken, sprak Uilenspiegel, heur in de armen drukkend. --Dat was ik niet altijd, zegde zij. Ik deed lijk zij. Hoe sprak hij, dat liedeken, die zoete oproep tot de verliefde mannen? --Ja, zegde zij. Moeder wilde het, u red ik, omdat ik u uit liefde beminne. De anderen zal ik redden te uwer gedenkenis, mijn geliefde. Zal uw hert nog denken aan het boetveerdige meideken, als gij verre van hier zijt? Geef mij een kus. Voor geld zal zij geene slachtofferen naar de galge meer sturen. Ga heen; neen, blijf nog. Hoe zacht is uwe hand! Zie, ik kus uwe hand, tot teeken van onderdanigheid; gij zijt mijn heer, mijn meester. Luister, dichtbij, en zwijg. Dezen nacht zijn rabauwen en diepers en ander slecht volk, waaronder een Italiaan, de een na den ander hier geweest in ons huis. Moeder deed ze in deze kamer komen, stak mij buiten, en sloot de deur achter mij. Ik hoorde echter d
PREV.   NEXT  
|<   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194  
195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   213   214   215   216   217   218   219   >>   >|  



Top keywords:

Uilenspiegel

 

brandt

 
antwoordde
 

meideken

 
trompet
 

Moeder

 
luidde
 

altoos

 
mannen
 

verliefde


oproep

 
liefde
 

geliefde

 
denken
 
gedenkenis
 

beminne

 

anderen

 

wacharmklok

 

redden

 

liedeken


meidekens
 

vinger

 
zingend
 
vlucht
 

kwamen

 
schoon
 

drukkend

 

altijd

 

boetveerdige

 
vertrek

knapen
 

Italiaan

 
geweest
 

waaronder

 

slecht

 
rabauwen
 

diepers

 

achter

 

hoorde

 

echter


buiten

 

sturen

 

slachtofferen

 

fluitend

 

meester

 
Luister
 

dichtbij

 

onderdanigheid

 

teeken

 
beulswerk