FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208  
209   210   211   212   213   214   215   216   217   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   >>   >|  
greep het peerd des graven bij den teugel en, terwijl het sloeg en steigerde, sprak hij: --Heere, gedenk toch, dat gij thans goed op uw peerd danst en dat uw hoofd ook goed op uwe schouderen danst; maar de koning wil, naar men zegt, dien schoonen dans afbreken, u uw lijf laten, maar uw hoofd nemen om het zoo verre van hier te doen dansen, dat gij het nimmermeer krijgen kunt. Geef mij een gulden, ik heb hem verdiend. --Van de zweep, als gij niet wegkomt, ongeluksvogel. --Heer, ik ben Uilenspiegel, zoon van Klaas, die levend verbrand werd voor het geloof, en van Soetkin, die stierf van verdriet. De assche die klopt op mijne borst, zegt mij, dat Egmond, de dappere krijgsman, met de landwacht, die hij aanvoert, tegen den hertog van Alva zijne driemaal zegevierende troepen kan stellen. --Ga heen, antwoordde Egmond, ik ben geen verrader. --Red onze landen, gij alleen vermoogt het, sprak Uilenspiegel. De graaf wilde hem slaan met zijne zweep, doch Uilenspiegel bleef op de slagen niet wachten, wegvluchtend riep hij nog: --Eet lanteernen, eet lanteernen, heer graaf. Red onze landen! Op een anderen dag hield Egmond stil voor de afspanning het Bont Verken, gehouden door een lieftallige bazinne van Kortrijk, het Muizeken geheeten. De graaf stond recht op zijne stijgbeugels en riep: --Is er iemand? Uilenspiegel, die bij 't Muizeken diende, kwam voor met een tinnen beker in eene hand en in de andere eene bottel vol rooden wijn. De graaf herkende hem: --Ha, gij zijt het, ongeluksvogel, sprak hij. --Heere, antwoordde Uilenspiegel, kunt gij mij zeggen wat het roodst is, of de wijn die door de keel vloeit, of het bloed dat uit den hals stroomt? Dat was het wat mijne lanteerne vroeg. De graaf antwoordde niet, dronk, betaalde en vertrok. XVII. Uilenspiegel en Lamme, elk gezeten op een ezel, dien zij kregen van Simon Simonsen, een der getrouwen van den prins van Oranje, reden overal rond om de poorters te verwittigen van de snoode inzichten van den bloedigen koning en om tijdingen uit Spanje te vernemen. Zij verkochten groenten, waren gekleed als boeren en liepen de markten af. Bij het terugkeeren van de markt van Brussel, zagen zij in een steenen huis, op de Kareelkaai, in een lage kamer, eene dame gekleed in samijt, hoog van kleur, vol van boezem en schalksch van oog. Zij sprak tot een jonge en poezele keukenmeid: --Gij zult een goede klont boter in de pan moeten smelten, want ik houd
PREV.   NEXT  
|<   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208  
209   210   211   212   213   214   215   216   217   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   >>   >|  



Top keywords:

Uilenspiegel

 

antwoordde

 
Egmond
 

landen

 
lanteernen
 

Muizeken

 
gekleed
 

ongeluksvogel

 
koning
 

betaalde


gezeten

 
kregen
 

Simonsen

 
vertrok
 
vloeit
 

rooden

 

bottel

 

herkende

 

andere

 

diende


tinnen
 

zeggen

 
roodst
 
lanteerne
 

stroomt

 
verkochten
 

boezem

 

schalksch

 

samijt

 
Kareelkaai

poezele
 

moeten

 
smelten
 

keukenmeid

 

steenen

 
snoode
 

verwittigen

 

inzichten

 

bloedigen

 

tijdingen


poorters

 

Oranje

 

overal

 

Spanje

 

vernemen

 
terugkeeren
 

Brussel

 

markten

 

liepen

 
groenten