FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188  
189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   213   >>   >|  
lijk denkbeeld, om Papa bij Egeus te vergelijken," zeide Suzanna: "had hij nu maar geweten, hoe Papa 's morgens in verlegenheid was, toen Ferdinand niet terugkwam, dan had hij die vergelijking nog verder kannen uitwerken..., ofschoon vader de dwaasheid niet zou gehad hebben van in 't water te springen." "Foei Santje! Wat zijn dat voor malle gezegden?" vroeg mijn moeder, die de geschiedenis van Egeus en Theseus niet volkomen helder voor den geest had. "Wel! laat Frits u die historie eens verhalen," zeide mijn vader. "_Age puer! incipias!_" En Frits, recht in zijn schik, de op de Latijnsche School verkregen kunde te mogen luchten, verhaalde nu het geval in al zijn kleuren, hetgeen ik niet doen zal, teneinde aan de mama's, die in het geval mijner moeder verkeeren mochten, gelegenheid te laten, zich daaromtrent door haar in de mythologie onderwezen zoontjes te doen inlichten en zich in het geheugen der veelbelovende knaapjes te verblijden. "Verbeeld u nu," zeide Suzanna, nadat het verhaal geeindigd was, dat Papa, die eergistermorgen niet anders dacht, of Ferdinand was door den Minotaurus ingeslokt, uit pure wanhoop denzelfden _coup_ had willen doen als wijlen de Heer Egeus, en gij over hem stondt, als Badeloch uitroepende: "Waar wilt gij heen? u zelf verdrinken in de gracht? Wat zou dat een treffend schouwspel hebben opgeleverd." "Nu! ik vind dat malle aardigheden," zeide mijn moeder. "Maar hoe komt die zotte vent van uw terugkomst af te weten?" vroeg mijn vader. "Ik heb hem bij den Heer Blaek op Guldenhof ontmoet," antwoordde ik, en gaf nu opnieuw, ofschoon ditmaal in weinige woorden, een kort verslag van mijn oponthoud aldaar. "'t Is een arme duivel," zeide mijn vader: "_poeta famelicus_: en dat gedicht hebben wij niet voor niet; maar het zij zoo!" "Wij mochten hem toch wel ten eten vragen," zeide mijn moeder. "Niet te haastig, beste schat!" hernam mijn vader: "ik verbuig hem niet tot gastvriend te hebben: wanneer wij zoo terstond bijten aan het eerste aas, dat hij ons toewerpt, dan hebben wij kans dat hij ons niet loslaat, maar onze geheele familie lid voor lid bezingt." "Wel dat ware niet onaardig," zeide Suzanna: "ik ben nog wel ouder dan Jetje Blaek, en er is nog nooit een vers ter mijner eere gemaakt. Het wordt hoog tijd, dat ik ook eens uit mijn vergetelheid rake. Ik zou van mijn kant zeer hartelijk wenschen, dat die poeet eens verzocht werd. Ik wilde wel zien, of ik hem niet tot mi
PREV.   NEXT  
|<   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188  
189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   213   >>   >|  



Top keywords:

hebben

 

moeder

 

Suzanna

 

mijner

 
ofschoon
 

mochten

 

Ferdinand

 
gedicht
 

vragen

 
famelicus

aardigheden

 
ditmaal
 

Guldenhof

 

ontmoet

 
antwoordde
 

terugkomst

 

oponthoud

 

aldaar

 

verslag

 

opnieuw


weinige

 

woorden

 

duivel

 
geheele
 

gemaakt

 

vergetelheid

 
verzocht
 

hartelijk

 

wenschen

 

terstond


bijten

 

eerste

 

wanneer

 

gastvriend

 
hernam
 

verbuig

 
toewerpt
 

onaardig

 

bezingt

 
loslaat

familie

 

haastig

 
incipias
 

verhalen

 
helder
 

historie

 
Latijnsche
 
verhaalde
 

kleuren

 
hetgeen