FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243   244   245  
246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   >>   >|  
tmoedig geknield voor God." GALE., p. 266] [Voetnoot 56: Zie GALBERTUS, p. 267] [Voetnoot 57: "Walter, dus gevangen en zeker dat hij moest sterven, riep: "God, hebt medelijden met mij!" en zij antwoordden hem: "wij zullen u betalen met hetzelfde medelijden dat gij jegens ons hebt getoond." "Zij haatten hem uitermate; want hij was van 's graven raad, en had in elke gelegenheid hen benadeeld en den graaf aangehitst, om de gansche maagschap van den proost in dienstbaarheid (servage) te brengen." GALBERTUS, pp. 271 en 270.] [Voetnoot 58: Aangaande dit gansche tooneel en het behoud der gevangenen door tusschenkomst van den proost Bertulf, zie GALB, pp. 272 tot 275.] [Voetnoot 59: "Gervaas, kamerdienaar des graven, ontvlood te paard." GALB., p. 269.] [Voetnoot 60: Zie aangaande dezen moord der twee zonen van Tancmar. GALB., p. 268.] XIV Robrecht Sneloghe lag nog te bed. De ontsteltenis zijns gemoeds, tengevolge der afschuwelijke voorstellen van Burchard, had hem in het midden van den nacht langen tijd belet te slapen; maar eindelijk toch, onder de vermoeidheid bezwijkende, was hij in eenen loomen sluimer weggezonken. Reeds begon het morgenlicht in zijne kamer te dringen, toen hij eensklaps ontwaakte en de oogen luisterend hield geopend. Er heerschte in de verte een onduidelijk gebruis, als de suizende branding eener verre zee, waartusschen bijwijlen een machtiger gerucht, even versmoord, opsteeg. In zijne zware slaperigheid kon hij zich geen helder denkbeeld vormen van wat hij hoorde; hij meende dat het weder stormig was geworden en dat nu en dan een rukwind zuchtend tegen de torens der Steenen aansloeg. Het gebruis scheen echter te vergaan. Robrecht liet zijn hoofd terzijde op het kussen vallen en sloot de oogen. Maar welhaast hoorde hij in de straat eenige stemmen van lieden die in twist waren, die klaagden of elkander riepen. Dewijl zijne slaapkamer in het diepe zijner woning was gelegen, onderscheidde hij niets dan doffe klanken; hij zou misschien opnieuw ingesluimerd zijn, indien niet op dit oogenblik de stappen van een snel voorbijdravend paard voor zijnen Steen hadden hergalmd. Alhoewel hij in zich zelven deze geruchten verklaarde door de meening dat het eerste veroorzaakt was door lieden die naar den burg ter vroegmis gingen, en het andere door eenen bode des graven, zooals er dikwijls bij het aanbreken van den dag uitgezonden werden, ontstond er niettemin een angstige twijfe
PREV.   NEXT  
|<   221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243   244   245  
246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   >>   >|  



Top keywords:

Voetnoot

 

graven

 

gansche

 

Robrecht

 

hoorde

 

gebruis

 
lieden
 

GALBERTUS

 

proost

 

medelijden


Steenen
 

aansloeg

 

scheen

 

terzijde

 

welhaast

 

straat

 

vallen

 

kussen

 
vergaan
 

echter


stormig

 
versmoord
 

opsteeg

 

slaperigheid

 

gerucht

 
machtiger
 

branding

 
bijwijlen
 

waartusschen

 

geworden


rukwind

 

zuchtend

 

torens

 

suizende

 

denkbeeld

 

helder

 

vormen

 
eenige
 

meende

 

zijner


veroorzaakt
 
eerste
 

vroegmis

 
meening
 
verklaarde
 
Alhoewel
 

hergalmd

 

zelven

 

geruchten

 

gingen