FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   249   250   251   252   253   254  
255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   >>   >|  
eden, toen mher Eggard Van Ysendijke, een vriend van Robrecht, in de kapel trad en eenige woorden aan zijn oor fluisterde. Robrecht stond op en deed Dakerlia en zijne zuster teeken dat zij hem zouden volgen. Zij zwegen totdat zij buiten de kerk op het plein waren. Hier begonnen de ontstelde jonkvrouwen, onder het storten van nieuwe tranen, hun medelijden met het doorluchtige slachtoffer uit te storten en hunnen afschrik van den ijselijken moord te betuigen; maar Robrecht troostte en versterkte hen, zoo hij best kon, en deed hun begrijpen dat zij huiswaarts moesten keeren en daar gerust op hem wachten. Hij zou hen gaan vervoegen zoohaast hem dit mogelijk zou zijn. Nu moest hij nog op den burg blijven, om in de kapelle over het doode lichaam te waken. Wel had de proost hem door Eggard Van Ysendijke doen aflossen; maar het was slechts om hem toe te laten in de proostdij metterhaast en weinig voedsel te nuttigen. Dan moest hij weder in de kerk zijne wacht gaan hernemen. Overigens wist hij niet met welken anderen dienst men hem zou kunnen belasten. Zijne ooms waren, om zoo te zeggen, gansch alleen en zonder hulp; zijn plicht gebood hem met hen te blijven zoolang zijne tegenwoordigheid hun van eenig nut kon zijn. Tot nu toe bestond er voor de poorters der stad geen het minste gevaar. Dakerlia en Witta konden dus in volle gerustheid naar huis gaan, en daar onbekommerd op hem wachten. Zou koutende en moeite doende om hun moed in te spreken, leidde hij hen door de Hoogpoort en bijna tot voor zijnen Steen. Hier nam hij echter afscheid van hen en keerde terug naar den burg. Toen hij op het plein trad, zag hij eenen ganschen stoet geladene wagens de Hofpoort binnenrijden. Daarop lagen in groote verwarring allerlei wapens opgehoopt: helmen, harnassen, maliehemden zwaarden, kruisbogen, speren, en zelfs werptuigen die men in belegerde plaatsen gebruikt om eenen stormloop af te weren. Rondom en tusschen de wagens reden vele Houtkerels, aan hunne diepblauwe kleeding en lange baarden kennelijk. Dat zij deze paarden in het veld of op de ridderburchten hadden geroofd bleek genoeg daaruit dat de meeste dezer dieren ongezadeld waren en sommige met een zeel bij de hand werden geleid. Een gansche drom Houtkerels te voet kwamen achter de wagens aangestapt Velen hunner droegen kostbare voorwerpen op hunne armen of op hunne schouders: gouden lakens, rijke kleederen, ingelegde wapens, zilveren schotels, die zij ongetwijfeld op hunnen tocht
PREV.   NEXT  
|<   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   249   250   251   252   253   254  
255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   >>   >|  



Top keywords:

Robrecht

 

wagens

 

hunnen

 

wapens

 

Houtkerels

 

wachten

 
storten
 

blijven

 

Eggard

 

Dakerlia


Ysendijke
 

opgehoopt

 

allerlei

 

verwarring

 

Daarop

 

groote

 

binnenrijden

 

zwaarden

 
werptuigen
 

belegerde


plaatsen

 
gebruikt
 

speren

 

harnassen

 

maliehemden

 
Hofpoort
 

kruisbogen

 
helmen
 

leidde

 

spreken


Hoogpoort

 

doende

 

onbekommerd

 

koutende

 

moeite

 

zijnen

 

ongetwijfeld

 
ganschen
 

stormloop

 

geladene


echter
 
afscheid
 

keerde

 
schotels
 
Rondom
 
meeste
 

daaruit

 

dieren

 

hunner

 

droegen