FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85  
86   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   >>   >|  
eger, de valschaard. De verwijtsels kropten weer den boer in de keel en de stilte rondom hield hem alleen in, ze luie uit te schreeuwen. --Morgen ga ik zonder hem met het pachtgeld naar den Heer, meende hij ... en gedoken, zonder dat hij het zichzelf wilde toegeven, woekerde de onrust: of Vanhoutte ook aan zijn gewonen dag zou houden? of hij 't niet uitstellen zou?... en de aandoening zinderde daarbij in Verlinde's gemoed voor een mogelijke botsing. In het fluweelzachte deemster, stonden de boomkruinen matpurper, pal stil op de rilde stammen, de bladertrossen zwaar van schaduw en duisternis en daarachter, de stompzwarte stroodaken en puntige gevels, scherpgesneden tegen de teedere, maneklare avondlucht. De kar wendde naar rechts de straat af en over den doortocht, tusschen de twee einden singelgracht, die met glim-zwarte watervlak tusschen den dubbelen krans van elzenhout het hof insloten, reed de kar door de opene balie de werf op. Eene fijne mistvlaak overzifte de dingen met droomige onduidelijkheid. --Ho, Dolf. De boer spande den os uit en stak hem op stal, terwijl Free de klaverbundels in 't voederkot ketste. De vrouw kwam bij, wenschte "welkom" en stond met de handen op de heupen te zien naar de bezigheid. De avondkost was gereed en de drie menschen aten bij tafel, in de donkere keuken. De flauwe manesching viel door 't venster, helderend in schemervaagte de tafel en de witte borden;--en de vlamme die in den heerd het zwarte gat van den koeketel lekte, danste met vaal rooden glans op de uitsprongen van de ernstig zwijgende wezens der drie ingenooten. --Morgen weer een warme dag, viel de stem van de boerin daar tusschen. Op dat woord wendde de boer in gedwongene beweging het hoofd naar het venster en kuchte eene doffe bevestiging. De knecht at voort zonder opzien. --De klaver staat goed? vroeg de vrouw weer. Free meende dat de vraag nu tot hem gericht was en als de boer toch niet antwoordde, voelde hij de ijle stilte die naar zijn wederwoord hangend openwachtte. --Ja 't, vrouwe, malsch en dikke staat ze gelijk 't haar op den hond. Als de opgehoopte borden nu waren leeggestekt, kwam de pappot op tafel en met de houtene lepels haalden ze nu gezamelijk of overhands, de spijze uit, met dezelfde gedaagde beweging, zonder dat er nog een woord tusschen viel. Nu de schotel uit was, vielen de lepels op tafel en Free stond recht. Hij bleef nog wat aarzelen voor 't venster en dan;--Wat is er voo
PREV.   NEXT  
|<   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85  
86   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   >>   >|  



Top keywords:

zonder

 

tusschen

 

venster

 

borden

 
zwarte
 
lepels
 

stilte

 

wendde

 

beweging

 

meende


Morgen
 

ingenooten

 
gedwongene
 
wezens
 

zwijgende

 
boerin
 

helderend

 

flauwe

 
manesching
 
kuchte

schemervaagte

 

keuken

 
donkere
 

avondkost

 
gereed
 
menschen
 

vlamme

 
rooden
 
uitsprongen
 

danste


koeketel
 
ernstig
 

gezamelijk

 

haalden

 

overhands

 

spijze

 

dezelfde

 

houtene

 

pappot

 

opgehoopte


leeggestekt
 

gedaagde

 

aarzelen

 
schotel
 
vielen
 

gelijk

 

klaver

 

opzien

 

bevestiging

 
knecht