maal voor het
huwelijk niet gedisponeerd zijn, hetzij om de sociale en oeconomische
eischen, die het stelt, hetzij om de slavernij, waarmee het hen
bedreigt, vooral wanneer zij denken aan al die vrouwen met weinig
ervaring, weinig ontwikkeling, veel pretentie en al hun Bjornsonsche
idealen. Zij meenen, dat liefde in het dagelijksch leven ondergaat, en
levenslange gebondenheid is hun een gruwel. Maar de groote Pan is toch
ook in hen, en de behoefte aan een intiem samenzijn met het andere
geslacht is niet zwakker dan bij meer regelmatige naturen. Zij leven
dan, zoo goed als zij kunnen, en komen daar rond voor uit.
Maar de jeugdige Laurits Kruse is verdeeld tusschen de aardsche en de
hemelsche liefde. De eerste geldt de dienstbode van zijn huisheer, de
tweede eene moderne dame, die niet aarzelen zou, hem een handschoen in
het gezicht te werpen, indien al zijn gangen haar bekend waren. Hij kan
noch van de eene, noch van de andere afzien,--en zoo blijft hem dan
niets anders over dan huichelen. Met het dienstmeisje leeft hij als man
en vrouw, krakeelt hij ook als man en vrouw; haar kind sterft, en het is
hem een pak van het hart; maar tot de schoone Dagny richt hij zijne
zuchten in poetische oogenblikken. Als zij zich eindelijk over hem
ontfermt en te gelijk een getuigenis omtrent zijne reinheid verlangt, er
aan toevoegend, dat zij dezen eisch slechts pro forma stelt, daar zij
van hem zeker is, dan luidt zijn antwoord: "ik kan naar waarheid zeggen,
dat de vrouw mij ongenaakbaar is geweest". En even later knikt hij
resoluut: "De waarheid moet ons heilig zijn".
Hoe denkt Garborg nu over de zedelijkheidsvraag? Hij erkent, dat er veel
is, dat beter anders ware, maar de oorzaak zoekt hij niet in de
verdorvenheid der mannen, maar in de maatschappelijke verhoudingen,
vooral in de bemoeizucht van kerk en staat, voorts in de oeconomische
toestanden; niet minder echter in de opvoeding der vrouwen, die vele
ongeschikt maakt tot blijvende levensgezellin, dikwijls juist van de
beste mannen. Meer echter dan reinheid, die volstrekt niet altijd een
teeken van zedelijkheid is, beteekent oprechtheid, en vooral moed, want
deze is de bron van oprechtheid. Laurits, de tegenhanger van Daniel
Braut, wordt een leugenaar, omdat hij den moed tot waarheid mist.
Garborg zou aan zijn boek niet uitsluitend vreugde beleven. Het
verlangen naar martelaarschap ontbrak niet. Hij wendt tot de overheid
het verzoek, dat ook zijn boek in beslag zal worden gen
|