FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   249  
250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   >>   >|  
niet geheel gelukt is, de in hen levende voorstelling der figuur zoo te verwoorden, dat zij, precies zooals zij is, ook in den lezersgeest te leven komt. Zoodra we dit merken, krijgen we 't gevoel, dat er iets _niet-geslaagds_ is. En dat is het alsemdeeltje in het zoet van ons kunstgenot! Maar nu: hoe merken wij, dat zij een andere voorstelling van de _Blankaart_-figuur hadden, dan die ze ons gegeven hebben? Wij zien dat aan het feit, dat al de andere, in den roman optredende menschen, ook die, welke klaarblijkelijk der schrijfsters achting hebben, die door hen voor verstandig, deugdzaam en gevoelvol worden gehouden, niets van _Blankaart's_ valsche bescheidenheid, z'n parvenuachtig gepoch, z'n eeuwigdurend rammelen-met-de-centen merken. Want hadden de schrijfsters deze hebbelijkheid niet over het hoofd gezien, hadden zij den _in hun [p.269] geest aanwezigen Blankaart niet daarzonder_ gezien, zij zouden toch wel de een of andere hunner daarvoor geschikte romanfiguren, eene afkeuring daarvan, eene opmerking, ja zij 't slechts eene onschuldige scherts erover in den mond gelegd hebben. Het is waar, dat soms in het boek gesproken wordt van 's mans "wonderlijkheden." Maar hiermede schijnen meer zijn ondeftige en origineele uitvallen, dan wel die bepaald stuitende eigenschappen zijner overigens in-goeiige persoonlijkheid te worden bedoeld. En het is dan ook op die al te hooge plaats, die _Blankaart_ in de waardeering zijner mede-romanmenschen inneemt, dat ik doelde, toen ik zooeven zei, dat hij niet zoozeer als figuur op zichzelf beschouwd, maar als deel van het organisch geheel van den roman niet volkomen gaaf gebeeld is. Want als men _Blankaart_ afzonderlijk bekijkt, als men hem neemt, zooals hij nu eenmaal ten voeten uit in eigen brieven staat en men dus niet ziet naar den _Blankaart_, zooals die in de verbeelding der overige verstandige en menschkundige romanmenschen leeft en door de schrijfsters geconcipieerd werd; _indien men dus niet het hinderlijk verschil tusschen conceptie en uitvoering gewaar wordt_, dan is de figuur uitstekend geslaagd, uitstekend volgehouden. Men ziet dan: een goedhartigen kerel, maar ook een snoever en een ijdeltuit, die weldoet, zeer zeker _deels_ om 't weldoen zelf, maar ook in zeer groote mate, om den dank ervoor te oogsten, zich te koesteren in de bewondering en de genegenheid der menschen en, in een woord, overal op de handen gedragen te worden. _In stilte wel te doen is hem vrijwel onmogelij
PREV.   NEXT  
|<   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   249  
250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   >>   >|  



Top keywords:

Blankaart

 

figuur

 

hadden

 

andere

 
zooals
 

worden

 

schrijfsters

 
hebben
 

merken

 
menschen

zijner

 
uitstekend
 

geheel

 

gezien

 
romanmenschen
 

voorstelling

 

zichzelf

 

persoonlijkheid

 

zooeven

 

eenmaal


voeten

 

doelde

 

brieven

 
bekijkt
 

plaats

 

volkomen

 
zoozeer
 

waardeering

 

organisch

 

gebeeld


beschouwd

 

bedoeld

 

afzonderlijk

 

goeiige

 
inneemt
 

volgehouden

 
ervoor
 

oogsten

 

koesteren

 
weldoen

groote

 

bewondering

 
genegenheid
 

stilte

 
vrijwel
 

onmogelij

 
gedragen
 
overal
 

handen

 
weldoet