FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256  
257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   280   281   >>   >|  
-- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- -- Ik kan 't niet knoopen, dat uwe lieve zuster besloot, u haar eenig kind toe te betrouwen. Mogelijk hebt gij zoo lang aan haar zwak hoofd liggen gonzen en huilebalken, dat zij 't moest opgeven. Alles is jelui gading. En 't was nog eene zoetigheid, honderd halve rijers voor haar kostgeld. En durf jij nog van geld kikken! Hoe, wat hamer! denk je dat ik een schurk, of denk je dat ik razende dol ben? Ik ben haar voogd; zij is met mijne goedkeuring heengegaan: Jij hebt het haar moede gemaakt. _Trekken, zul je_,--_ja! al aan een aschkar_. Wel, je bent eene overheerlijke tante! _Je bent nu immers veel te oud om nog eens te trouwen_; wat zal je met jouw geld doen? Meenemen? Loop voor Joost, ontmaak[37] het kind uw goed, zij heeft genoeg. Procedeeren? Ei, spreek eerst den advocaat naast den Gouden Ketting eens. Zoo die 't u aanraadt, hier is je man. Heb ik te veel gezegd van zijn gevatheid en z'n nimmer 'n blaadje voor den mond nemende, bijtende ironie? Let eens vooral op die door mij gecursiveerde zinnen.--Intusschen zou ik het gevoel hebben, den braven kerel te kort te hebben gedaan en dus de gegrondheid mijner aanklacht tegen de schrijfsters --dat, hoe mooi een mensch Blankaart ook werkelijk is, zij hem te mooi hebben gezien--op oneerlijke wijze te hebben bewezen, indien ik hier niet die uitstekende passage over den lichtmis gaf, welke, ik zeg het niet zonder nadruk ("Ei, nog meer na-druk?" vraagt hier allicht de uitgever!) vooral in 'n blad voor jongelui op z'n plaats is. Ik heb wel gehoord, dat vele dames, bij de Twaalf geloofsartikelen, --die gij immers wel pront kent, hoop ik?--dit tot het dertiende maken: "Ik geloof, dat de bekeerde lichtmis de beste man maakt." Geloof het niet; 't is allemaal leugen; er is geen stip van waar aan, geen kriezel. Hoe zou het mij bedroeven, als ik merkte, dat gij deze ketterij toestemde? Gij, meisjes, praat (de wijste niet te na gesproken) somwijlen alsof gij in uwe hersens gepikt waart. Wat weet gij [p.277] toch van lichtmissen? Een losse malle jongen, die zijn goed verbruid, en om peper moet,[38] omdat hij zijn korentje groen at,[39] is geen lichtmis; hij is een gek, die men te Delft moest gaan opsluiten. Een lichtmis is een geraffineerde deugniet, die zijn roem en vermaak stelt
PREV.   NEXT  
|<   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256  
257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   280   281   >>   >|  



Top keywords:

hebben

 

lichtmis

 

vooral

 

immers

 
geloofsartikelen
 

gehoord

 

Twaalf

 
indien
 

bewezen

 
uitstekende

passage

 
oneerlijke
 

werkelijk

 

gezien

 
allicht
 

uitgever

 

jongelui

 

vraagt

 

zonder

 

nadruk


dertiende

 

plaats

 

merkte

 
verbruid
 

jongen

 

lichtmissen

 
korentje
 

deugniet

 

geraffineerde

 

vermaak


opsluiten

 

kriezel

 

bedroeven

 

leugen

 
allemaal
 

bekeerde

 
geloof
 

Geloof

 

Blankaart

 
somwijlen

gesproken

 

hersens

 
gepikt
 

wijste

 
ketterij
 

toestemde

 
meisjes
 
bijtende
 

razende

 
schurk