FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257  
258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   280   281   282   >>   >|  
in eerlijke jonge meisjes en brave vrouwen te bederven, die Gods geboden veracht, de wetten der vriendschap schendt; met zijne eeden speelt; met een woord, een allerverfoeilijkst man, die te gevaarlijker is, naarmate hij een minnelijk figuur en een aardig vernuft heeft; die de welvoeglijkheid in acht neemt, tot hij de onnoozele in slaap heeft gewiegd, en die in staat is om schatten aan zijne huurlingen uit te deelen. Gelooft gij, mijn kind, dat zoo een schepsel ooit de beste echtgenoot worden kan? Alle fouten, door overijling en in het gestorm der driften begaan, maken geen deugniet uit, indien hij de fouten, zoo ras hij die ziet, verfoeit en schuwt: maar een lichtmis is zoo bedorven van smaak, zijne neigingen zijn tot hebbelijkheden dermate opgegroeid, dat hij nimmer eene betere vrouw verdient, dan de allerslechtste uit de bende, die hij bedorven heeft. Ongetwijfeld heeft den schrijfsters, toen zij _Blankaart_ dit stukje in den mond legden, de figuur van _R_. over wien ik het reeds in mijn inleiding had, voor den geest gestaan en _diens prototype uit Betje Wolff's leven, die gepoogd heeft haar te "bederven."_ Zij althans spreekt hier dus niet, door Blankaart's mond, als 'n vrouw, die maar een preekje houdt over iets wat ze zelf slechts van hooren-zeggen heeft. Neen, het is een in veel smart verworven ondervinding geweest, die zij hier ter waarschuwing aan anderen mededeelde.--En nu stappen wij van _Blankaart's_ brieven af, maar niet dan nadat ik u nog eens gewezen heb op wat het toch eigenlijk zeggen wil, dat twee vrouwen, waarvan de eene--Betje Wolff--een dame, en de andere--Aagje Deken--een dienstbode was, zich zoo hebben kunnen inleven in de voor alles krachtig-mannelijke persoonlijkheid van een Blankaart en heel z'n ruw-goedige en toch zoo zachte ziel uit de hunne [p.278] hebben te voorschijn gebracht. Overweegt eens wat voor kunstenaarsgenie daartoe noodig was. _Genie_, zeg ik. Denk niet aan vaardigheid, aan "menschenkennis," aan "levenservaring" bij zoo iets prachtigs. Zijzelf--ik wees u erop--hebben hun schepping niet eens goed gekend! Hier was dat kostbaarste aan het werk, dat grootendeels buiten het verstand van den kunstenaar-zelf om, zijn scheppenden arbeid verricht. Ja, 't is iets wonderlijks wat ik hier vertel en ge kunt dat nog zoo dadelijk niet begrijpen. Maar op een goeien dag, na veel overdenken en onderzoeken, gaan u de oogen open en be
PREV.   NEXT  
|<   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243   244   245   246   247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257  
258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   280   281   282   >>   >|  



Top keywords:

Blankaart

 

hebben

 

bedorven

 

fouten

 
zeggen
 

vrouwen

 

figuur

 
bederven
 

kunnen

 
inleven

eerlijke

 
voorschijn
 

gebracht

 

krachtig

 
mannelijke
 

goedige

 

dienstbode

 

persoonlijkheid

 

zachte

 

brieven


stappen

 

anderen

 

mededeelde

 
gewezen
 

waarvan

 

andere

 
eigenlijk
 

meisjes

 

kunstenaarsgenie

 

wonderlijks


vertel

 

kunstenaar

 

scheppenden

 

arbeid

 
verricht
 

dadelijk

 
begrijpen
 

onderzoeken

 

overdenken

 
goeien

verstand

 

buiten

 
vaardigheid
 

menschenkennis

 
levenservaring
 

waarschuwing

 
daartoe
 
noodig
 

prachtigs

 
Zijzelf