FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41  
42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   >>   >|  
reeds benauwd warm te worden. "Onweer of regen van doage!" voorspelde de Krommen Bulcke, even opkijkend en blazend. "Onweer in ou broek!" spotte Vaprijsken. En allen moesten schaterlachen. Op het veld, langs de eenzame wegen, begon langzamerhand leven en beweging te komen. Karren dokkerden in de verte, hanen kraaiden overal, roepstemmen galmden. Onzichtbare maaiers waren ergens aan het werk en in de ijle, stille lucht, hoorde men af en toe de zeisen slijpen. Heel in 't verschiet roffelde dof een trein, met rythmisch zuchten van stoom en lange nadreuning over metalen brug. "Hoe loate zoe 't al wel zijn?" vroeg eensklaps een der mannen. En als een antwoord begon het juist op den kerktoren te slaan en zij telden vier langzame slagen. Vier uur; 't was volop dag. Zij keken om naar het reeds afgelegde werk en voelden zich tevreden. Met nieuwen moed bukten, rukten, bonden zij, al pratend en zingend. De schrille neusstemmen der vrouwen galmden in fausset-klank tusschen 't zacht en puur gekweel der leeuwerikjes; de zware keelstemmen der mannen bromden mee in ondertoon. Een hondenkar bespannen met vier groote honden kwam ratelend in wilden ren en woest geblaf over den steenweg aangereden, en in de verte, tusschen de boomen der oprijlaan, zagen de slijters boer Kneuvels met twee versche flesschen jenever aankomen. Zij juichten hem met rauw geschreeuw van verre te gemoet, zwaaiend met hun petten en hun handen.... * * * * * De leeuwerikjes hadden al een tijd als dol gezongen, en het was zeven uur en de grootste helft van den vlasgaard was uitgerukt en lag in geelgroene bundels verspreid over het plat-getrapt veld, toen de lucht, die sinds een poos steeds grijzer en somberder werd, plotseling in een overweldigende, lauwe regenbui losbarstte. Het duurde niet lang, maar zij konden nergens schuilen, en in enkele minuten waren zij allen doornat. De druipende mannen zagen er uit als uit het water gehaalde honden, en de vrouwen zaten allen "in de zij" gestoken, zooals ze 't schaterlachend noemden: al hun kleeren plakkend om het lijf gegoten, met natten weerglans als van fijn-glimmende zijde. "Kijk ne kier! Kijk ne kier! 'k zit in de zije en 'k droage ne sleep!" giegelde Irma Pese, met doorgezakte knieen en wringingen van heel het lijf haar morsigen rok over het veld heen en weer dweilend. Maar de mannen keken minder naar haar rok dan naar haar bovenlijf en dijen, waar de volle vormen zoo rond
PREV.   NEXT  
|<   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41  
42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   >>   >|  



Top keywords:

mannen

 

vrouwen

 

galmden

 

leeuwerikjes

 

honden

 

Onweer

 

tusschen

 

versche

 

aankomen

 

flesschen


juichten

 

jenever

 

slijters

 

oprijlaan

 

plotseling

 

somberder

 

grijzer

 

steeds

 
Kneuvels
 

getrapt


gemoet

 
grootste
 

zwaaiend

 

gezongen

 

hadden

 

handen

 

petten

 

geschreeuw

 

verspreid

 
bundels

geelgroene
 

vlasgaard

 

uitgerukt

 

enkele

 
giegelde
 
doorgezakte
 
wringingen
 

knieen

 
droage
 

glimmende


morsigen

 

vormen

 

bovenlijf

 

dweilend

 

minder

 

weerglans

 

natten

 

konden

 

nergens

 

schuilen