FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243   244   245   246  
247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   >>   >|  
? Het gezelschap wacht mij, en...." "En dat van een boef, gelijk ik, begint u lastig te worden: dit begrijp ik. Ik zal het kort maken. Deze kleinigheid verzoek ik u aan te nemen als herinnering aan onze ontmoeting en als een bewijs mijner erkentelijkheid." Dit zeggende, bood hij mij een ring aan, met fraaie _brillanten_ omzet. "Ik dank u," antwoordde ik, het geschenk afwijzende: "ik heb geen waarborg, dat gij recht hebt, dien ring weg te geven, en bovendien verlang ik geen verplichting aan u te hebben." "De ring behoort mij," zeide Sander, "ik heb dien met het zwaard genomen van een kaper, die in onze jacht was komen stroopen en wien wij zijn buit deden overgeven. Doch, begeert gij hem niet, het is wel, zoo blijf ik uw schuldenaar. Tweemalen hebt gij mij ontmoet: ook deze reis vertrouw ik op uwe bescheidenheid te kunnen rekenen." "Nog vier en twintig uren," zeide ik, "wil ik u die beloven; maar zijn die verstreken, dan acht ik het mijn plicht als burger, uw verblijf te ontdekken." "Over vier en twintig uren moogt gij, wat mij betreft, op de daken schreeuwen, dat Sander Gerritz, Joachim Weerglas en Zwarte Piet slechts een persoon zijn." "'t Is wel! maar maak nu, dat gij voortkomt. Ik hoor de gasten reeds opstaan." "Nog een verzoek; misschien kent UEd. in Amsterdam zekeren armen poeet, Lucas Helding, bij name." Ik knikte toestemmend. "Welnu! zou ik u mogen belasten met hem dit geld ter hand te stellen. De man is behoeftig, en ik weet, dat zulks hem niet te onpas komen zal." Dit zeggende, haalde hij een geldzakje voor den dag, en stak het mij toe. "Wat nu!" riep ik verbaasd. "Behoort Helding ook al tot de bende?" "Neen Mijnheer!"--Maar ik heb den man vroeger gekend; ik weet, dat hij broodsgebrek lijdt en leven moet van de brokken, die rijke lieden hem toewerpen, gelijk zij aan hun hof hond zouden doen. Ik heb genoeg om de reis te ondernemen. Dit geld kan ik missen." "Verschoon mij", zeide ik: "maar zoo de goede man den oorsprong van dit geld kende, zou hij het nimmer willen aannemen." "De henker hale die nauwgezetheid!" zeide Sander, op de lippen bijtende: "de man, wien ik dat sommetje afhandig heb gemaakt, was een vreemdeling, die wellicht te Moskou of te Weenen te huis behoort en wien ik het niet kan terugzenden. Ik wil er mij van ontdoen: kan ik beter handelen, dan door het aan aalmoezen te besteden? En heb ik dan geen recht, iemand daarmede te bevoordeelen, die arm en braaf is?" "Gi
PREV.   NEXT  
|<   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   234   235   236   237   238   239   240   241   242   243   244   245   246  
247   248   249   250   251   252   253   254   255   256   257   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   >>   >|  



Top keywords:

Sander

 

behoort

 
Helding
 
twintig
 

verzoek

 

zeggende

 

gelijk

 

Behoort

 

verbaasd

 

daarmede


vroeger
 

besteden

 

gekend

 

aalmoezen

 
iemand
 
Mijnheer
 

belasten

 

toestemmend

 

knikte

 

haalde


geldzakje

 

bevoordeelen

 

stellen

 

behoeftig

 

afhandig

 

sommetje

 

bijtende

 

missen

 

gemaakt

 

vreemdeling


wellicht

 
ondernemen
 

Verschoon

 

nimmer

 

willen

 

aannemen

 

henker

 

oorsprong

 

lippen

 

nauwgezetheid


genoeg

 

brokken

 

lieden

 

ontdoen

 

broodsgebrek

 

toewerpen

 

Moskou

 
zouden
 

Weenen

 

terugzenden