FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119  
120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   >>  
jpen het nog de degelijksten onder ons. Waarom mag ik hier geen loffelijk voorbeeld aanhalen, dat allen, die in de hoofdstad beurs en raad kennen, voor den geest komt; waarom den man niet noemen, die op zee voor zijn beroep gevormd, thans een hooger roer heeft aanvaard? Laat Hooft uitdrukken hoe ik wenschte, dat al onze aanzienlijken ons voorgingen, zoo als hij:--de dichter ziet zijne vaderstad ten top van voorspoed gestegen, ter prooi aan de duizeling, der weelde eigen, en waarschuwt haar: ach! dat zijne poezij geene profetie ware geweest: Want nergens is zoo veil De niet verwachte val, als op de toppen steil: Zoo slibbrigh staan, als op de kruin; zoo te bedinken Het gypen, als voor wind, en zoo gereed het zinken. Gelijk ik zie, uit wenst tot weelde, te gemoet Al wat verbastering der oude zeeden goedt; En, om het snood gewin, in last de goede wetten. Doch zullen daar de best' hun voorgang tegens zetten. Uitblinkendt als in goudt het heldere gesteent. 1842. * * * * * MARIE "Marie is alleraardigst," plagt ik uit te roepen, zoo dikwijls ik in den verleden zomer op den huize Duin en Dal gast was geweest; maar gister bewaarde ze mij wel voor de verzoeking het nog eens te doen. En echter ben ik, in den jongsten winter, zoo min een fat als een pruik geworden; een der beide herscheppingen zou genoeg geweest zijn, om het der lieve te doen vergeven, zoo ze mij geschuwd had als de pest. _Ik_ bleef dezelfde;--een jaar meer in de gulden twintig ontwikkelt slechts te ruimer ieder zin voor genoegen,--maar hoe was _zij_ veranderd! Uit haar vijftiende trad zij in haar zestiende. Laat mij u waarschuwen voor de onheilsstar, die _En des jours tenebreux a change ces beaux jours_. Ik vermoedde geenszins de teleurstelling die mij beidde, toen ik, de hofstede genaderd, mijn paard liet stappen, en, zoo als ik gewoon was, ten lommerrijken heuvel opzag, naar de plek, van waar ze mij zoo vaak begroette. Het was ditmaal echter vergeefs; geen witte doek wuifde mij er tegen. Traag reed ik onder haar prieel van bloeijende meidoornen langs, en staarde weder op; doch de slanke leest van het meisje boog zich niet over hunne twijgen. Ik zag eindelijk nog eens naar omhoog, half ongerust over haren welstand; neen, geen lief handje repte zich door het gebladert. Maar de wielen van mijne tilbury rolden stroever over het zand van eenen bi
PREV.   NEXT  
|<   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119  
120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   >>  



Top keywords:

geweest

 

weelde

 

echter

 

zestiende

 

vijftiende

 

tenebreux

 
vermoedde
 

geenszins

 

teleurstelling

 

change


waarschuwen
 

onheilsstar

 

dezelfde

 

herscheppingen

 

genoeg

 

vergeven

 

geworden

 

jongsten

 
winter
 

geschuwd


ruimer

 
slechts
 

genoegen

 

ontwikkelt

 

twintig

 
gulden
 

veranderd

 
omhoog
 

eindelijk

 

ongerust


welstand

 

twijgen

 

slanke

 

meisje

 

rolden

 

tilbury

 

stroever

 
wielen
 

handje

 

gebladert


lommerrijken
 
gewoon
 

heuvel

 
stappen
 
hofstede
 
genaderd
 

begroette

 

ditmaal

 

prieel

 

bloeijende