FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322  
323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333   334   335   336   337   338   339   340   341   342   343   344   345   346   347   >>   >|  
j zijn omtrent een kamp van Egyptenaren. Pas op. Ziet gij den rook tusschen de boomen opstijgen? Hoort gij 't geblaf van de honden? Zie maar: hier zijn er eenigen, die ons bezien en misschien lust gevoelen om ons te bijten. Laat ons terugkeeren, Lamme. --Ik wil niet terugkeeren, sprak Lamme, die vrouw is de mijne; zij is uit Vlaanderen vandaan lijk wij. --Waanzinnige blinde! zei Uilenspiegel. --Maar ik ben niet blind, sprak Lamme. Ik zie ze, half naakt, dansen, lachen en joelen met dien hond. Zij gebaart mij niet te zien. Maar ik verzeker u dat zij ons ziet. Thijl! Thijl! zie, de hond werpt zich op heur en smijt ze ten gronde, om het roode vlaggetje te hebben. En zij valt met een smertvollen kreet. En eensklaps vloog Lamme er naar toe, zeggende: --Mijne vrouw, mijne vrouw! Waar hebt gij zeer, mijne liefste? Waarom berst gij in eenen schaterlach uit? Uw oogen staan verwilderd in uw hoofd. En hij kuste, streelde heur, en sprak: --Dat geboortevlekje, dat gij onder den linkerboezem hadt, zie ik niet! Waar is het? Zoudt gij mijne vrouw niet wezen? God van den hoogen hemel! En zij hield op met lachen. Eensklaps riep Uilenspiegel: --Pas op, Lamme. En Lamme keerde zich om, en zag een grooten duivel van een Egyptenaar met een mager gezicht voor zich staan, die bruin was als peperkoek. Lamme raapte zijnen stok op, stelde zich te weer en riep: --Ter hulp, Uilenspiegel! Uilenspiegel was daar met zijn kruismes. De Egyptenaar zei hem in het Hoogduitsch: --Gieb mir Geld, einige Thaler. --Zie, sprak Uilenspiegel, het meideken gaat schaterlachend henen en keert zich gedurig om, opdat men heur volge. --Gieb mir Geld, sprak de man. Betaal uwe minnarijen. Wij zijn arm en willen u geen kwaad. Lamme gaf hem eenen karolus. --Welk bedrijf voert gij uit? vroeg Uilenspiegel. --Alle bedrijven, antwoordde de Egyptenaar: zeer bedreven in de goochelkunst, doen wij wonderbare en bovennatuurlijke toeren. Wij spelen op de tamboerijn en dansen Hongaarsche dansen. Onder ons zijn er, die schoone vogelkooien maken en anderen die roosters verveerdigen om vleesch op te braden. Doch allen, Vlamingen als Walen, zijn bevreesd voor ons en jagen ons weg. Daar wij niets kunnen verdienen, zijn wij wel gedwongen, groenten, vleesch en kiekens bij de boeren te stelen, vermits zij ons die niet willen geven of laten verdienen. Lamme vroeg hem: --Van waar komt dat meideken, dat zoo goed op mijne vrouw trekt? --Dat
PREV.   NEXT  
|<   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322  
323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333   334   335   336   337   338   339   340   341   342   343   344   345   346   347   >>   >|  



Top keywords:

Uilenspiegel

 

dansen

 

Egyptenaar

 
lachen
 

meideken

 

vleesch

 

willen

 

verdienen

 

terugkeeren

 
schaterlachend

vermits

 
gedurig
 
boeren
 

minnarijen

 
stelen
 

Betaal

 

einige

 

stelde

 
kruismes
 
kiekens

Thaler

 
Hoogduitsch
 

gedwongen

 

schoone

 
vogelkooien
 

zijnen

 

Hongaarsche

 
spelen
 

tamboerijn

 

anderen


braden

 

Vlamingen

 

verveerdigen

 

bevreesd

 

roosters

 

toeren

 

bedrijf

 

karolus

 

bedrijven

 

wonderbare


bovennatuurlijke

 

kunnen

 
antwoordde
 

bedreven

 

goochelkunst

 

groenten

 

blinde

 
Waanzinnige
 

Vlaanderen

 

vandaan