FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   305   306   307   308   309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329  
330   331   332   333   334   335   336   337   338   339   340   341   342   343   344   345   346   347   348   349   350   351   352   353   354   >>   >|  
eldarbeiders weten dat het middag was, en tijd om te gaan eten. De vrouwen brachten heure twee handen trechtergewijze aan heuren mond om heure mannen en broeders te roepen: Hans, Pieter, Dokus; en boven de menigte zag men heure roode huiken uitsteken. Lamme en Uilenspiegel zagen, in de verte, den hoogen, vierkanten, zwaren toren van Onze-Lieve-Vrouwekerk verrijzen. Lamme sprak: --Daar, mijn zoon, daar zijn uwe smerten en uwe minne. Doch Uilenspiegel antwoordde niet. --Weldra, sprak Lamme nogmaals, zijn wij aan mijn oude woning en wie weet of ik daar mijne vrouw niet zie. Doch Uilenspiegel antwoordde niet. --Houten man, zeide Lamme, steenen hert, kan niets u dan bewegen, noch de nadering van het plekje, waar gij leefdet als kind, noch de dierbare schimmen van den armen Klaas en de arme Soetkin, de beide martelaren? Hoezoo! gij zijt weemoedig noch blijde van zin; wie dan heeft aldus alle gevoel uit uw herte gerukt? Aanschouw mij, zie hoe de angst, de aandoening mijn hert in mijnen buik doen schokken; bezie mij. Lamme keek op naar Uilenspiegel; hij zag hem met een bleek gezicht, met gebogen hoofd, met trillende lippen, sprakeloos weenen. En hij zweeg. Zonder nog een woord te wisselen, reden zij voort naar Damme; zij kwamen de stad langs de Reigerstraat binnen, doch zij zagen niemand, ter oorzake van de hitte. De honden lagen op hunne zijde, met hangende tong, voor de zullen der deuren. Lamme en Uilenspiegel gingen dicht tegen het Schepenhuis, rechtover hetwelk Klaas verbrand werd; Uilenspiegel's lippen beefden heviger, doch hij weende niet meer. Toen hij noesch over het huis kwam van Klaas, dat nu bewoond was door een meester-koolbrander, ging hij er binnen, zeggende: --Herkent gij mij? Hier wil ik rusten. De meester-koolbrander sprak: --Ik herken u; gij zijt de zoon van het slachtoffer. Doe alsof gij thuis waart in deze halle. Uilenspiegel ging in de keuken, vervolgens in de kamer van Klaas en van Soetkin en weende. Toen hij terug beneden was, zeide de meester-koolbrander tot hem: --Hier is brood, kaas en bier. Eet als gij honger, drink als gij dorst hebt. Uilenspiegel deed teeken met de hand, dat hij honger noch dorst had. Toen ging hij voort met Lamme, die schrijlings op zijnen ezel bleef, terwijl Uilenspiegel den zijnen bij den halster geleidde. Zij kwamen aan de hut van de uitzinnige Katelijne, bonden hunne ezelen vast en gingen binnen. Het was het etensuur. Op de tafel stond
PREV.   NEXT  
|<   305   306   307   308   309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329  
330   331   332   333   334   335   336   337   338   339   340   341   342   343   344   345   346   347   348   349   350   351   352   353   354   >>   >|  



Top keywords:

Uilenspiegel

 

meester

 

koolbrander

 
binnen
 

gingen

 

antwoordde

 

weende

 

zijnen

 

Soetkin

 
lippen

kwamen

 
honger
 
heviger
 

noesch

 
deuren
 

honden

 

hangende

 

oorzake

 
Reigerstraat
 
niemand

hetwelk

 
rechtover
 

verbrand

 

Schepenhuis

 
zullen
 

bewoond

 

beefden

 
terwijl
 

halster

 

schrijlings


teeken

 

geleidde

 

etensuur

 

ezelen

 

uitzinnige

 

Katelijne

 

bonden

 

slachtoffer

 

herken

 

rusten


zeggende

 

Herkent

 
beneden
 

keuken

 

vervolgens

 

schokken

 

Vrouwekerk

 
verrijzen
 

smerten

 

hoogen