oote rotsblokken die het trachten te stuiten; de snelheid van
den stroom is duizelingwekkend. De Imatra is de afvoer naar het
Ladoga-meer, van het water der meren die te zamen het Saimagebied
vormen. Zij zijn verbonden door het Saima-kanaal, dat gegraven is
tusschen Villmannsstrand en Wiborg (1844).
Om tien uur in den morgen zouden we uit Imatra vertrekken met den
eersten en laatsten trein, want na veel moeite werd het ons duidelijk
gemaakt dat er maar eens per dag gelegenheid is om van Imatra weg
te komen. De slechte communicaties maken het reizen in Finland zeer
moeilijk; en was het dat maar alleen; maar de spoorboekjes verschillen
soms zeer in de opgaven van vertrek en aankomst. Men weet nooit of
een trein ook een half uur eerder of later vertrekt en of er ook
eene verandering in de dienstregeling is gekomen, die niet op de
lijst van aankomst en vertrek der treinen is opgegeven. Dat alles
zou men nog wel gewaar worden, als men de taal van het land kende;
we konden ons slechts zeer gebrekkig verstaanbaar maken. Toevallig
kende iemand wel eens duitsch, of wel we bedienden ons van enkele
zweedsche uitdrukkingen, wat soms nog meer verwarring aanbracht,
omdat wij ook deze taal niet voldoende machtig waren. De trein, die
ons van Imatra naar Wuoxenissa zou voeren, liet ongeveer drie kwartier
wachten. Gelukkig kwamen we nog juist bij tijds aan, om vandaar de
boot naar Villmannsstrand te kunnen nemen. Als het niet zoo koud en
stormachtig was geweest, hadden we zeker van den boottocht genoten. Ook
de koude heeft er het hare toe bijgebracht, dat Villmannsstrand,
eene badplaats, ons niet kon bekoren. Die koude in Finland was iets
zeer bizonders, gewoonlijk zijn de zomers er zeer warm, hoewel de
temperatuur des nachts sterk afkoelt. Van verscheidene kanten hoorde
ik, dat men bang was voor een slechten oogst, als de koude bleef
aanhouden. Van Villmannsstrand gingen we per boot naar Punkaharju,
de plaats die de Finnen als een van de mooiste plekjes van hun land
aanduiden en waar tal van Russen den zomer doorbrengen. Om tijd te
winnen reisden we ook nu weer des nachts; als men per boot gaat heeft
dit weinig bezwaren. Alleen is het zeer onaangenaam om 's morgens
vroeg van boot te moeten verwisselen, of op een nog nachtelijk uur
op de plaats der bestemming aan te komen, zooals ditmaal het geval
was. Om vijf uur moesten we te Nyslott aan wal, om daar tot negen uur
op eene boot te wachten. 't Was al weer erg koud, maar de zon scheen
l
|