ons plan den Zondag op Walamo
door te brengen; wij konden dan aan een pelgrimstocht deelnemen en
zoodoende verscheidene heilige eilanden in de buurt bezoeken.
De _Walaam_, het priesterschip, waarop we dus terecht kwamen, was
alles behalve geriefelijk en daarbij in 't oogvallend vuil. Het
eten was er ook niet best en het was moeilijk om de stewardes,
die tevens als kellner fungeerde, te beduiden wat we wilden
eten; het ging al even weinig gemakkelijk haar aan 't verstand
te brengen dat we drie slaapplaatsen noodig hadden. Om haar aan
te roepen wisten we niet anders te doen dan het woord "baboushka"
te gebruiken, d.i. grootmoeder. Neen, men had ons niet voor niets
tegen de _Walaam_ gewaarschuwd. Ook ons reukorgaan werd in 't begin
onaangenaam geprikkeld door de lucht van juchtleeren vetlaarzen,
die alle Russen dragen, en waarmee de boot als 't ware doortrokken was.
In den avond bezocht ik het ruim, waar de bedevaartgangers een
plaats hadden gevonden. Verbaasd bleef ik bij den ingang staan;
wat was dat voor een bonte opeen gehoopte menschenmassa in een
onverdragelijk warme atmosfeer! Daar zaten zij, dom, genoegelijk, met
een passieve uitdrukking op het gelaat, enkelen waren neergehurkt op
den grond, anderen zaten op hun bagage. Wat me dadelijk opviel was de
geemailleerde theepot, die in geen van de groepen ontbrak. De russische
moeijik neemt dit artikel altijd mee op reis en aan alle stations kan
hij voor niets kokend water nemen uit een groot reservoir. Ook hier,
op deze boot, was die inrichting voorhanden. Tusschen al die menschen,
zoo verschillend van ons westersch ras, bewogen zich de priesters. Zij
waren te herkennen aan hun lange haren, die bij sommigen tot aan hun
middel reikten, aan de hooge priestermuts en de lange jas met een band
om het middel vastgehouden, afhangend tot halfweg de hooge laarzen.
Reeds vroeg in den morgen bracht de "baboushka" ons het ontbijt,
dank zij een vriendelijke dame uit Kuopio (Finland), die met de
russische taal bekend was. Zij bood zich ook aan om als tolk te dienen
op Walamo, en zonder haar hulp zou de dag niet half zoo interessant
geweest zijn. Voor de hoogmis kwamen we daar aan, nadat we al langs
verscheidene eilanden gevaren waren, waar hier en daar een kapel
haar koepel tusschen de dennen verheft. We liepen met den stroom der
pelgrims mee en kwamen zoo binnen de kloostermuren. Eigenlijk had
ik verwacht, dat er nog wel wat van het vroegere klooster of van de
oude kerk over zo
|