rst daar verweg en toen ook in de zaal,
begonnen te leven, het leven vloog door
de fabriek, en de krukken en de boomen
en de spoelen begonnen hunnen dans.
In eens was de zaal vol rumoer. En alle
menschen begonnen hun stille beweging.
In eens was de zaal vol van gaande lijven.
In eens was de zaal vol bukkende lijven.
In eens was de zaal vol zachte aandacht.
In eens was de zaal vol teedere gangen
van levend vleesch en donkere kleeren
en helle jurke'. In eens was de zaal vol
van weefsels en van inslag en van schering.
Maria keek op gloeiend rooden boom,
en lette op den spoel en regelde
den gang. Haar helpsters gingen zacht naast haar.
En zoo begon de groote lange dag.
De zon zond zijnen butidel stralen door
een grijzen glans. De ijzeren assen
draaiden boven, de drijfriemen snelden,
de wielen liepen en de houten armen
rukten met schokken, dat de spoel klettrend vloog.
Maria stil en lieflijk in haar werk,
zooals een bloem tusschen het ijzer. En
haar handen waren fijn, en hare oogen
keken zoo lieflijk als druppelen water.
En zacht stond ze te denken aan de mannen
en vrouwen om haar, en de kleine kindren
vertoonden zich om haar aan haar neerblikken
ter zijde naast haar. En als zij uitkeek
zag zij de lieve gezichten der mannen
met hunne knevels en baarden, de helle
gezichten der vrouwen toonden zich bloot.
Schemering was om haar, want in haar hart
voelde zij de liefde voor den arbeid.
En in haar handen die werkten was warmte.
Daar trad op eenmaal een man dicht naar haar
toe van het naaste weefgetouw, en in
het dreunen en dondren van de machines
het klettren des staals en de schoten van
de spoelen sprak hij, zoo dat ze hem toch hoorde:
"Zullen we verder over 't socialisme
spreken of niet?" En zij keek stil uit hare
warmte naar hem op en zei: "Ja heel graag."
Toen begon hij, hij was een bleeke man
met donkre knevels, zijn gelaat blonk vochtig.
"Nu zal ik je nog eens vertellen hoe
het kapitaal wordt in de groote wereld
waarin wij wonen: onze maatschappij.
Laten wij stil voortwerken en toch praten,
onder ons werken socialisten zijn."
En hij dacht een poosje als in een zoeken,
dat de wind doet; voor hij tot een storm wordt.
Men ziet hem met de kleine bladen spelen,
ze jagen, wervelen, 't is of hij kijkt
ernstig op den grond waar hij zal beginnen.
"Zie eens Maria, zie eens deze draden,
hun verf, dit staal, deze machine, dit
huis met al zijne lederen riemen
tot aan het dak. Zie eens uw boezelaar.
Denk ee
|