de hoeken,
waar gewerkt wordt, dringen, en evenals
met 't lijf des daags het kapitaal, zoo 's avonds
met onz' gedachten nog eens 't kapitaal
maken, met ons begrip. Gij moet d' oorzaken
der proletariersellende doorvroen--
de voorwaarden van bevrijding
naspeuren, en als vrouwen doorzoeken
hoe gij dubbel slaaf zijt, arbeidster-vrouw!
Daarom de achturendag!
Gij moet den politieken strijd doorgronden tot
zijn bodem, onder zijn diepsten bodem.
Gij moet inzien hoe gij met u allen,
hoe wij met ons allen, tot eene macht
moeten worden, zooals de lucht daarginds
een is. Wij moeten inzien hoe de strijd
niet in het vak slechts, maar tegen den Staat
gevoerd moet worden, dat wij als een storm
kunnen worden, als wij in diepe lucht,
organisatie, alle vrouw saambrengen.
Daarom acht uur.
O komt vogels, komt breede schare van
zwaluwen, heft u op en komt met ons
te zamen de deinzende diepte in
der toekomst. Komt vrouwen, komt zusters,
verheft u uit deez' tijd naar de toekomst.
Uw blanke en bruine kleuren, uw cirkels
en massa's, die daar staat, o komt, o komt!
Wie is de toekomst zoozeer als gij, vrouwen?
Te zamen met den man willen wij vrouwen
ten strijde trekken tegen 't kapitaal.
Te zamen met den man willen we onze scharen
helkleurig opschien doen naar d' hooge burcht.
Ziet gij niet hoe daarginds hoog in het zonlicht
het _denkbeeld_ van het socialisme staat?
Welnu--
Wij eischen den achturendag omdat
alleen een geestelijk en zedelijk,
lichamelijk en zielssterk proletaarjaat
het socialisme timmren kan _met daden_."
Maria dacht aan haar man--en zij ging
langzaam en zwaar naar huis om hem te zoeken.
Haar lichaam was zwaar en haar borsten zwaar.
Zij zag haar kameraden langs zich gaan,
zij voelde hoe zij geheel was met hen,
maar hoe zij aan hem diepst van al verknocht.
[Illustratie: "Muurschildering-R.R. Holst"]
VIII.
Zachte Maria trad in de fabriek.
De zaal was lang. Honderden weefgetouwen
stonden nog stil, diep in het bleeke licht.
En daartusschen de honderden poppen
van menschen, pratend en lachend. Zij ging
tusschen ze door en voelde een hartwarmte.
Ze ging op haar plaatsje tusschen de andren,
en wachtte op het weefgetouw nabij haar.
Daar ging een fluit, en de machinist in
zijn groote eenzame machinekamer
koppelde den dynamo. En daar ging
de wonderbare stroom in de magneten,
die trokken en stietten. Het rad begon
majestueuzen hoogen cirkelgang.
En al de raadren en al de riemschijven,
ee
|