FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300  
301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   >>   >|  
nderen, die hij deed, in een staat van spanning en twijfel hield, zoowel aangaande zijn karakter, als aangaande zijne zending. Enkele malen kwam hij op naar Jeruzalem, en vertoefde dan in het ouderlijke huis, echter altijd als vreemdeling en gast. Deze bezoeken waren echter niet alleen om uit te rusten van den arbeid. Balthasar en Iras woonden mede in het paleis, en de bekoorlijkheid der dochter hield hem nog steeds gevangen, terwijl haar vader, hoewel naar het lichaam verzwakt, hem wist te boeien door vurige betoogen over de goddelijkheid van hem, die het land doorging goed doende. Wat Simonides en Esther betreft, zij waren eerst een drietal dagen geleden uit Antiochie herwaarts gekomen. De reis was zeer vermoeiend geweest voor den koopman, doch eenmaal hier gevoelde hij zich uitermate gelukkig, dat hij weer in zijn vaderland was. Het grootste gedeelte van den dag bracht hij door op het platte dak. Hier zag hij de zon opgaan en ondergaan, hier bracht de wind hem van over de heuvelen nieuwe levenskracht aan. Daarom vergat hij echter de zaken niet, o neen. Elken dag ontving hij bericht van Sanballat, die het kantoor in Antiochie waarnam, en elken dag zond hij Sanballat de noodige aanwijzingen, zoo uitvoerig, dat zelfs een oningewijde moeilijk zou hebben kunnen dwalen. Esther ging intusschen naar haar zomerhuisje terug met het pakje in de hand. Zij bezag het zegel, herkende het voor dat van Ben-Hur, en versnelde met blozend gelaat haren stap. Simonides bekeek eveneens het zegel alvorens het pakje te openen, reikte haar toen den brief toe, die er in was, zeggende: Lees, mijn kind. Hij zag haar aan, terwijl hij sprak, en zijn gelaat betrok. --Ik zie dat gij reeds weet van wien dit komt, Esther. --Ja, vader. Van onzen jongen meester. Hoewel zij langzaam, als met moeite sprak, zagen hare lieve oogen hem trouwhartig aan. --Gij hebt hem lief, Esther. --Ja, vader. --Hebt ge er over nagedacht wat dat zeggen wil? --Ja, vader. Ik heb mijn best gedaan om niet anders aan hem te denken, dan als aan den meester, dien ik toebehoor. Het heeft mij echter niet veel geholpen. --Goed kind! Gij lijkt op uwe moeder, Esther. God vergeve mij, maar uwe liefde zou misschien niet ijdel geweest zijn, als ik behouden had wat ik had, zooals ik had kunnen doen. Geld is macht. --Dan zou ik er veel slechter aan toe zijn, vader. Dan zou ik niet waard zijn, dat hij mij aanzag, en kon ik niet trotsch zijn op u. Zal ik u nu de
PREV.   NEXT  
|<   276   277   278   279   280   281   282   283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300  
301   302   303   304   305   306   307   308   309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   >>   >|  



Top keywords:

Esther

 

echter

 

terwijl

 

Simonides

 

Antiochie

 
aangaande
 

geweest

 

kunnen

 
gelaat
 

meester


bracht
 
Sanballat
 

betrok

 

eveneens

 
herkende
 

versnelde

 

intusschen

 

zomerhuisje

 

blozend

 
zeggende

reikte

 

openen

 
bekeek
 

alvorens

 

vergeve

 

liefde

 
misschien
 

moeder

 
geholpen
 
behouden

zooals

 

aanzag

 
trotsch
 

slechter

 

toebehoor

 

trouwhartig

 

moeite

 

langzaam

 

jongen

 
Hoewel

gedaan

 

anders

 

denken

 

nagedacht

 

zeggen

 
Daarom
 

dochter

 

steeds

 

gevangen

 
hoewel