feeen versierde voorzaal, en beklommen vervolgens een trap,
die naar de wachtkamer op de eerste verdieping voerde. Voor de deur
dier kamer stonden, op het portaal, ter wederzijde vier lijfwachten,
in groot uniform en in volle wapenrusting. Het getal dier lijfwachten,
kabahadie, bedraagt niet meer dan tien. Een adjudant ontving ons aan
den ingang van dezen salon, die met de portretten prijkt van Vorst
Danilo, van de Keizers en de Keizerinnen van Rusland en van Oostenrijk,
van den gewezen Keizer en de Keizerin van Frankrijk, van den Vladika
Peter II, van Mirko Petrowitch, van de Prinses-weduwe Darinka, en van
de Prinses Milena, de regeerende Vorstin. Al die portretten schenen mij
toe van de hand van Czermak, den bekenden servischen schilder, te zijn.
Zoodra ik den drempel van den tweeden salon overschreden had, kwam
de Vorst naar mij toe, en weldra waren wij in gesprek gewikkeld. De
omstandigheden waren zeer ernstig; de Vorst was gedrukt, ontstemd
en blijkbaar niet op zijn gemak. Een bewoner van Herzegowina,
een turksch onderdaan, was onlangs op montenegrijnsch gebied
vermoord gevonden, juist toen de bergbewoners, naar hunne gewoonte,
gereed stonden zich naar de markt te Podgoritza te begeven. De
Turken hadden daarop, zonder verder onderzoek, de op niets kwaads
bedachte Montenegrijnen aangevallen, en zeventien hunner, mannen en
vrouwen, vermoord. Natuurlijk had dit feit door geheel Montenegro
de heftigste verontwaardiging opgewekt, en brandden de bergbewoners
van begeerte om hunne broeders te wreken. De Vorst deed wat hij
kon, om zijne onstuimige en krijgshaftige onderdanen in bedwang te
houden: de diplomatie was in de zaak gemengd, en Nikolaas I wilde
tot iederen prijs eene botsing met het overige Europa en vooral met
zijn natuurlijken beschermer, den Keizer van Rusland, vermijden. Hij
twijfelde niet aan zijn invloed, hij wist dat hij gehoorzaamd zou
worden; maar zoo de Vorst al bereid was zich te voegen naar de eischen
der diplomatie en den langzamen gang der kanselarijen, is het wel
te begrijpen dat de vurige Montenegrijn met moeite de beleediging
verduurde en ten volle den toorn billijkte, die in het hart zijner
onderdanen kookte.
Rijzig van gestalte, donker van gelaatskleur, met een laag voorhoofd,
zwaar, vol, glanzend hair, levendige en doordringende oogen, statig
en eenvoudig van voorkomen, vertoont de Vorst den echten type van
den volmaakten montenegrijnschen ridder. Deze man, die als driftig en
onstuimig beke
|