ETHOVEN en MOZART voor "muzikale genien?" Waarom durven
duizenden verzekeren, dat de onfeilbaarheid van den Paus 'n zotterny
is? Anderen weer, dat de zaligheid slechts kan verkregen worden door
't geloof in Jezus Christus? Waarop grondt zich de meening dat de
Turksche finantien slecht beheerd worden, en dat de staatkunde der
Engelschen ... dit of dat is? Is het te veel gevorderd als we eischen
dat zy die den moed hebben tot zulke oordeelvellingen, en dus op 'n
niet geringen graad van kennis aanspraak maken, zich ook verstouten
achter de schermen te zien by tooneelvoorstellingen van meer
dagelykschen aard, en dat ze vryheid nemen om de geloofsbrieven te
onderzoeken, waarop specialiteiten van veel lageren rang dan de zoo
stoutmoedig beoordeelden zich beroepen? De vrees tot dit laatste niet
gerechtigd te zijn, moge zweemen naar bescheidenheid, ze komt in den
grond op traagheid en lafhartigheid neer, en zet 'n wyde deur open
voor bedrog. Er bestaan nog andere redenen om die vrees te
veroordeelen. Vakmannen die tegen 't oordeelkundige toetsen hunner
bevoegdheid protesteeren, zyn verdacht. Waarom zouden we schromen het
ongenoegen van dezulken optewekken? En zy die werkelyk op de hoogte
staan van de hun opgedragen betrekking of den roep die van hen
uitging, zullen dankbaar zyn aan den scherpzinnigen en eerlyken leek
die hen wist te onderscheiden van minder waardige kollegaas. Het komt
me bovendien voor dat de beoefenaars eener bepaalde afdeeling van
kennis, kunst of wetenschap, die den leek 't recht ontzeggen 'n
ongunstig oordeel over hun bekwaamheid uittespreken, tevens afstand
behoorden te doen van den lof uit den mond van anderen die ze voor
even onbevoegd moeten houden, en welken zy zich toch gewoonlyk nogal
gewillig laten aanleunen.
Moet ik hier byvoegen dat ik geen party trek voor onbekookte
oordeelvellingen, voor plompe boersche ongemotiveerde kritiek? Ik ben
zoo vry naar de regels in _Vorstenschool_ te verwyzen, waarin op
blyken van _rypheid_ wordt aangedrongen, op 't bewys dat de
beoordeelaar _gewerkt_ heeft, en naar zeer veel plaatsen in m'n
werken, waar arbeid wordt voorgesteld als graadmeter van moraliteit.
Bij 't ontleden van dezen eisch zal er blyken dat _goede trouw_ en
_welwillendheid_--dit woord in stipt letterlyken zin genomen, en niet
opgevat als _bonhomie_--zullen samengaan met de noodige _kunde_, Het
mede-ondergaan der lydensgeschiedenis van den voortbrenger[21] stelt
ons niet alleen in-staat het voortge
|