FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   >>  
* * * Heel lijze sleepten de dagen voorbij en werden tot sleur-gelijke eenzame weken en eindelooze maanden voor Geerten, lijdzaam-wachtend de talmende genezing, die hem soms niet-wenschelijk scheen, want 't leven leek hem nu wreed en somber, weeig van leegte en liefdeloosheid. Toch kwam de beternis stillekens-aan ... en toen hij rechtzitten kon en de heele zaal overkijken, waar nog vele lijders worstelden tegen de krankheid, haakte hij ernaar hier weg te zijn, uit die mokerzware muffe ziekteatmosfeer. Regelmatig kwam Trees hem bezoeken en ook soms Sophie, zijn zuster, die druiven meebracht. Zoo vernam hij dat Lowis op trouwen stond met schoon Franske, die haar "zoo" gemaakt had ... fluisterde men ... 't Deed hem geen pijn: zijn geest was dof en voos. Alleen de prediktoon van Sophie, welke hem berispte om zijn vroeger slecht leven en hem voornemen deed zich nu eens voor goed te beteren, hinderde hem geweldig ... Zijn moteurken was verloren ... zijn krachten gebroken, 't roeien zou nu onmogelijk wezen ... Wrevelig-smartelijk tikkelden die gedachten voortdurend in hem op, deden alles donker-dreigend en triestig schijnen ... Eindelijk op een mooien Oogst-morgen, daverend van goud-glarienden zonneschijn, trillend van roerlooze warmte, mocht Geerten 't benauwende gasthuis verlaten. * * * * * 't Avonde ... De laatste bloedstrepen vergloorden, en over de diep-azuren lucht kwamen donkere voolen zweven, waarop twinkelden, heel zwakjes nog, enkele sterren, goud-sprinkelingen gelijk op zwaar-fluweelen mantel-sleep ... Tusschen de boomen der lanen hing de zoelte nog loom en drukkend ... Met zijn samengerolden mantel over de schouders, zijn dunne kleederen flodderig-hangend om 't vermagerde lijf, de groot-kleppige klak diep over den fel-vergrijsden smal-geworden kop, toog Geerten naar het verre-weg liggende zeilschip, waar hij nacht-waak had gekregen door tusschenkomst van zijn schoonbroer, den waterklerk ... Hij klopte zijn vunzende pijp uit tegen zijn schoenzool, stapte dan verder, de haven toe ... Voor hem, tusschen de donkerte der stofferige boomkruinen, zag hij vagelijk spitsen hel-gele of blanke masten, waaraan kruisten de raas, dik van opgerolde zeilen ... Met tegenzin ging hij naar zijn post ... Nu woonde hij met zijn vrouw, aan wie hij beterschap beloofd had, op een vlierinkje in eene der dicht-bevolkte naar gebakken haring en smout stinkende volkswijken der
PREV.   NEXT  
|<   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   >>  



Top keywords:
Geerten
 

mantel

 

Sophie

 

zoelte

 
boomen
 

fluweelen

 
bevolkte
 

Tusschen

 
drukkend
 
samengerolden

beloofd

 

vermagerde

 

kleppige

 

hangend

 

flodderig

 
vlierinkje
 
gelijk
 

schouders

 

kleederen

 
sterren

bloedstrepen

 

laatste

 

stinkende

 

vergloorden

 

Avonde

 

benauwende

 

gasthuis

 

verlaten

 
volkswijken
 
haring

azuren

 
twinkelden
 

zwakjes

 

enkele

 

waarop

 

zweven

 

kwamen

 
donkere
 

gebakken

 
voolen

sprinkelingen

 

zeilen

 

opgerolde

 
tusschen
 
tegenzin
 

schoenzool

 

stapte

 

verder

 

donkerte

 

stofferige