tapelen, die nu in de brandende Augustus-zon lagen te rotten! Dit
deed mij denken aan eene anekdote, die ik onlangs in een dagblad
gelezen had. "Neemt u in acht; de cholera nadert! Verzuimt niet de
noodige voorzorgsmaatregelen te nemen";--zoo had men uit Pesth aan
de magistraten van eene of andere servische of magyaarsche stad van
het Banaat getelegrafeerd. Den volgenden dag reeds kwam het antwoord
van de heeren: "Wij zijn gereed. De cholera kan komen!" Men ging aan
het onderzoeken, en nu bleek het dat de gezondheidsmaatregelen in
niets anders hadden bestaan dan in het delven van eenige honderden
grafkuilen op het kerkhof!
Deze vuilnishoopen uitgezonderd, is de stad echter over het algemeen
zeer zindelijk. De huizen, bijna allen van eene enkele verdieping,
velen zelfs zonder bovenverdieping, zijn zorgvuldig wit gepleisterd,
terwijl de vensters met fraai traliewerk, naar spaansche manier,
prijken; de straten zijn breed en van voetpaden voorzien. In
afwijking van de gewone bouworde in de hongaarsche steden, staan
hier de woningen niet elk op zich zelve, te midden van een tuin;
even als in de westersche steden zijn zij naast elkander gebouwd, en
vormen meer of minder regelmatige blokken. Trouwens de stad is ook
van duitschen oorsprong, althans door Duitschers herbouwd. De oude
romeinsche kolonie toch was niet meer dan een ellendig walachijsch
gehucht, toen de Duitschers zich in het begin van de vijftiende eeuw
hier vestigden. Zij herbouwden de stad, en lieten haar haar alouden
naam van Clusia, overgezet in Klausenburg; daarop omgaven zij haar,
naar hunne gewoonte--eene gewoonte, waarvan de heldhaftige Magyaren
niets wilden weten;--met sterke muren. Die muren bestaan gedeeltelijk
nog, maar dienen nu deels als tuinmuren en zijn deels met kleine
huisjes bebouwd; ook zijn er nog enkele poorten, die aan overigens
zeer burgerlijke wijken een zeker antiek feodaal voorkomen geven.
De duitsche bevolking zelve heeft zich minder goed in stand gehouden,
dan de door haar gebouwde muren. Men is vrij algemeen van gevoelen,
dat de Duitschers, als zij eenmaal in een land gevestigd zijn,
zich daar als eene afzonderlijke nationaliteit blijven handhaven,
en dat zij langzamerhand hunne buren met hun geest doordringen en
verduitschen. Dit is echter niet zoo: veeleer zou men kunnen zeggen,
dat het tegenovergestelde overal valt op te merken. Wel hebben
de Duitschers, in dichte massaas toestroomende, de slavische en
lithauische bevolkingen va
|