precies hetzelfde is, al lijken ze
uiterlijk nog zooveel op elkaar, wordt de verscheidenheid van gezichten
ook grooter, naarmate dat innerlijke sterker spreekt. We zien het hier.
Er is uiterlijk zeer veel gelijkenis tusschen sommigen, en in kleeding
tusschen alle. Maar ieder denkt er zijn eigen van, als Rembrandt
binnenkomt; en dat zet hen allen ver uiteen, als zeer onderscheiden en
heelemaal verschillende menschen. Wij krijgen den indruk, dat dit geene
figuren, geene afbeeldsels zijn, maar wezens, die bestaan. We worden
door al de oogen, door al de verschillende manieren van oogopslag zoo
aangetrokken, dat we op het gelijke in kapsel, hoed, kraag, kleeding en
houding nauwelijks letten. In den oogopslag zit hier een belangrijk deel
van de portretten. Daarin voelen we, dat de heeren zoo even nog met
neergeslagen oogleden naar de tafel, naar het boek of naar elkaar zaten
te kijken; door het binnenkomen worden de blikken opgeslagen; is het
niet, alsof we deze beweging er in voelen? En geeft de schilder niet bij
ieder afzonderlijk iets aparts in die beweging? Bij alle verschilt de
teekening van het opgeslagen ooglid, en bij ieder is het optrekken van
de wenkbrauwen weer anders dan bij de overigen.
Als we al de monden langs zien, merken we ook hierin de verscheidenheid.
Wat is die bij den bediende dun van lippen en heel anders dan bij den
sinjeur, achter wiens rug hij staat. En zie daarbij nu weer eens nummer
een van rechts af, hoe die de onderlip achteruittrekt en de bovenlip
iets vooruitsteekt.
Deze deelen van het gelaat dragen wezenlijk veel meer de uiting van
karakter en leven, dan de vleeschpartijen, die Rembrandt in vroeger
jaren op den voorgrond bracht. Hij is dus sedert het Korporaalschap,
ofschoon dit een meesterstuk was, steeds hooger gestegen. Alles wat naar
komediespel geleek, liet hij varen; wat het zieleleven van zijne figuren
sterker kon uitdrukken, greep hij als hoofdzaak aan.
Naar het uitwendige werd hij eenvoudiger, naar het innerlijke forscher
en grooter. Bedenken we nog bovendien, welke wondere lichtspeling en
kleurverlichting het oorspronkelijke stuk der Staalmeesters den
beschouwer te zien geeft, dan kunnen we gerust zeggen, dat Rembrandt aan
het eind van zijn leven een onovertroffen schilder was. Hij had groote
voorgangers gehad; en onder deze voorgangers was hij zelf in jonger
jaren een groot kunstenaar geweest. Doch hij eindigde zijne loopbaan als
een, die hooger staat dan allen, ook hooger dan
|